Over het faciliteren van de dialoog rond grondwater

‘Iedereen voelt op zijn klompen aan dat grondwater verbindt’, maakt Ron Nap de metafoor. ‘Kijk’, wijst Corné Nijburg naar de paginagrote artikelen in het Financieel Dagblad (Financieel Dagblad, 26 en 27 november 2020) : ‘grondwater staat volop in de belangstelling.’ De sectorale blik op de grondwaterkwaliteit is in de afgelopen jaren verbreed naar een integrale blik op kwaliteit én kwantiteit, met aandacht voor alle functies van grondwater. Het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond (UP) heeft die ontwikkeling ondersteund en geeft nu het stokje door. We kijken met hen terug én vooruit, naar de toekomstige uitdagingen voor grondwaterbeheer.

‘Iedereen voelt op zijn klompen aan dat grondwater verbindt’

Totstandkoming van deze publicatie

Auteurs Sonja Kooiman (adviseur bodem- en waterbeheer bij Ambient) en Theo van Oeffelt (publicist en communicatieadviseur) verzamelden voor dit artikel input van verschillende professionals. Allen zijn nauw betrokken (geweest) bij de initiatieven en activiteiten van het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond rond het beheer en beleid inzake grondwater. Het betreft (in volgorde waarin zij in het stuk genoemd worden):
-    Ron Nap: projectleider gebiedsgericht grondwaterbeheer voor het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond;
-    Corné Nijburg: programmamanager van het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond;
-    Astrid Slegers: voorzitter van het interprovinciaal overleg over duurzaam beheer van de ondergrond, en projectleider Ondergrond en Transitie voor het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond;
-    Peter Jasperse: programmamanager Ruimtelijke Ontwikkeling, Water en Wonen bij het Interprovinciaal Overleg;
-    Marco Vergeer: secretaris van het gemeentelijk netwerk WEB en mede-initiatiefnemer van het Initiatief Bewust Bodemgebruik;
-    Dennis Luijer: adviseur bij Visually yours en ontwikkelaar van de beschreven visual;
-    Jelle Troelstra: adviseur bij Perspectivity en ontwikkelaar van de beschreven navigator;
-    Ariane Tuinenburg: projectsecretaris gebiedsgericht grondwaterbeheer voor het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond en juridisch adviseur bij Rijkswaterstaat Leefomgeving.
 

In beweging

‘We komen van ver’, blikt Ron Nap terug. ‘Van een tijd waarin iedereen alleen keek naar het eigen stukje (van het) grondwater. Voor de een is grondwater een grondstof voor drinkwaterproductie, voor de ander iets dat stroomt en alleen binnen de eigen beheergrenzen van belang is.’ Astrid Slegers en Peter Jasperse herkennen dit: ‘De aandacht voor grondwater was lange tijd vooral een gevalsbenadering, gericht op saneringslocaties.’ Marco Vergeer noemt dit ‘de oude verkaveling van grondwater tussen enkele gebruikers. En die zijn we nu als het ware aan het doorbreken.’ ‘Je ziet een verschuiving naar grondwaterbeheer op basis van een integraal beeld van wat we boven- en ondergronds willen ontwikkelen. Dat maakt het enerzijds eenvoudiger, anderzijds complexer, omdat meer samenhangen in beeld komen’, constateert Peter Jasperse. ‘Daaraan levert ook de wetgever een bijdrage met de aanstaande Omgevingswet’, stelt Ron Nap. ‘Het per eigen sector of per project werken, en het met een houding van “dit water is van mij” vormgeven van beheer en beleid binnen de eigen belangen; dat kan niet langer standhouden. Dat ditzelfde grondwater meerdere functies kan vervullen, en dus voor meerdere partijen van belang is, begint langzaam, maar zeker door te dringen.’ Er zit dus veel beweging in het omgaan met grondwater.

Hick-up

Corné Nijburg, programmamanager van het Uitvoeringsprogramma, memoreert een constatering van de Adviescommissie Water uit 2017 : De aandacht en taakverdeling  binnen de sector is versnipperd. ‘Maar’, voegt hij er gelijk aan toe, ‘ik vind dat te negatief geformuleerd. Je kunt ook zeggen: “De verantwoordelijkheden zijn goed belegd, maar wel op voorwaarde dat iedereen elkaar weet te vinden”.’ Of, zoals Peter Jasperse het stelt: ‘We moeten ons door bestuurlijke taakverdelingen niet laten afleiden van het zoeken naar inhoudelijke oplossingen.’
Als Corné Nijburg de Omgevingswet hoort noemen, geeft hij wel gelijk een winstwaarschuwing af. ‘De Omgevingswet, die een grote bijdrage moet leveren aan een integrale benadering van onze omgeving, en dus ook van het grondwater, kan tegelijk voor een hick-up zorgen. Want de wettelijke bodembeheertaken gaan over van provincies en zogenoemde bevoegd gezag gemeenten – op basis van de Wet Bodembescherming (Wbb-gemeenten) – naar alle gemeenten, maar bij de Wbb-gemeenten gaat juist ook het deel grondwaterkwaliteit terug naar de provincies. Voorkomen moet worden dat het oude spel weer terugkomt van afwachten en naar elkaar gaan zitten kijken, hoe begrijpelijk ook als er even onrust is. We hebben elkaar hard nodig voor die integrale aanpak van maatschappelijke opgaven: gemeenten, provincies, waterschappen, bedrijfsleven en het Rijk. Bodem en grondwater is één systeem met onderlinge beïnvloeding, dus blijf elkaar vinden.’ Waarbij Marco Vergeer de kanttekening maakt: ‘Zorg ervoor dat decentrale overheden daarvoor de mogelijkheden behouden. Als de financiële middelen via de algemene geldstromen verlopen en niet geoormerkt zijn, moet je snel beargumenteren waarom je dat budget nodig hebt.’ Ook Astrid Slegers benadrukt het belang van het borgen van voldoende middelen voor bestaande en nieuwe taken rond grondwater en bodem.

Stromen en verbinden

De kracht van grondwater is dat het stroomt en al doende verbindt, noemen en roemen alle gesprekspartners het object van beschouwing. ‘Laat dat stromen ook een voorbeeld zijn voor de onderlinge informatie-uitwisseling’, knoopt Astrid Slegers daaraan vast. ‘Cruciaal, want de ruimtelijke druk op de bodem en ondergrond wordt steeds groter. De vraag naar beschikbaar drinkwater concurreert soms met het beroep op ondergrondse ruimte voor energiewinning, opslag en tal van infrastructurele opgaven. Met actuele informatie kunnen afwegingen gemaakt worden.’

De visual Grondwater, onze onzichtbare verbinder (zie figuur), ontworpen door Dennis Luijer, geeft inzicht in de complexiteit. Deze toont op heel beeldende wijze hoe het grondwater in totaal elf ecosysteemdiensten ‘levert’. Activiteiten in het grondwater (en bepaalde bovengrondse activiteiten) beïnvloeden welke diensten geleverd kunnen worden. Wanneer grondwater bijvoorbeeld wordt onttrokken voor de drinkwatervoorziening (een ecosysteemdienst), dan kan dat invloed hebben op de afvoer van water via beken, waardoor de ecosysteemdienst ‘voorzien in watervoerendheid oppervlaktewater’ vermindert. ‘Het is dus belangrijk’, zegt Ron Nap, ‘dat partijen zicht krijgen op de ecosysteemdiensten die bij hun activiteiten een rol spelen. Waar raken die activiteiten elkaar? Wanneer moet je een keuze maken? Kunnen de activiteiten elkaar versterken of sluiten ze elkaar uit? Kan de ene activiteit in tijd eerder plaatsvinden dan de andere? Dat zijn allemaal zaken waarop je de dialoog met elkaar moet aangaan. Probeer het niet meteen te laten botsen. Kijk waar je de nuance kunt vinden – gebruik van datzelfde grondwater, misschien op een andere diepte – om wellicht wél ecosysteemdiensten te kunnen combineren.’ Hiervoor is nog een hulpmiddel ontwikkeld: de navigator. ‘De navigator, in combinatie met de visual, helpt decentrale overheden hun beleidsinzet voor bodem en grondwater uit te werken in een vrijwillig ‘programma’ op grond van de Omgevingswet’, legt Jelle Troelstra uit. Ariane Tuinenburg wijst enthousiast op de leermodule grondwater die online wordt aangeboden. Deze leermodule laat zien hoe je, in een tijdsbestek van vijftien minuten, aan de hand van de navigator en de visual het gesprek met stakeholders over activiteiten en ecosysteemdiensten kunt voeren. ‘Het afwegen van activiteiten in de ondergrond en het grondwater helpt bij het interdisciplinair denken, systeemdenken en een gebiedsgerichte benadering’, aldus Ariane Tuinenburg. ‘Dit volgt uit twee pilots in de gemeente Utrecht en de provincie Noord-Brabant in 2015. Door de navigator in combinatie met de visual te gebruiken wordt het gesprek gevoerd over de ontwikkeling, de bescherming en het gebruik van (bodem en) grondwater. Dat is het vertrekpunt voor de uitwerking van de beleidsinzet rondom bodem en grondwater.’ ‘Het gesprek voeren op een gelijkwaardig kennisniveau en onderlinge interesse is daarbij erg belangrijk,’ vult Ron Nap aan.

visual Grondwater

Complex, maar niet ingewikkeld

Gezamenlijkheid in het werken aan maatschappelijke vraagstukken met betrekking tot het grondwater, is wat de gesprekspartners gelukkig ook op steeds meer plaatsen zien gebeuren. Dat gaat verder dan alleen ‘met elkaar praten’, maar start daar wel mee. Dat constateert ook Marco Vergeer. ‘Het besef is ontstaan dat we zelf én samen met het onderwerp aan de slag moeten. Dat we op basis van kennis de dialoog moeten aangaan.’ Voor die dialoog is nieuwsgierigheid nodig, stelt Ron Nap vast. ‘Durf je te vragen, en door te vragen? En samen de opgave af te pellen? Durf je samen te onderzoeken hoe de leefomgeving beter kan worden gemaakt, of op zijn minst niet wordt verslechterd?’ Hij verwijst naar auteur Govert Geldof die in Narratief Bodem en Water – De kracht van de praktijk  bepleit om, als een proces complex is, dit ook als complex te benaderen. ‘En niet van complexiteit naar ingewikkeldheid te willen. Dat deden we vroeger, met zoveel mogelijk regels en procedures. Daar moeten we verre van blijven, want dat dient juist de sectorale beschermingsbenadering.’ Zeer herkenbaar, geven de andere gesprekspartners mee.

Best practices om van te leren

Op veel plaatsen wordt die gezamenlijkheid al gevonden, zoals in Woerden. De gemeente, de provincie, het drinkwaterbedrijf en het waterschap stonden gezamenlijk aan de lat. Grondwaterverontreinigingen vroegen om een spoedoperatie. De pluim daarvan trok naar een waterwingebied. De gemeente wilde het gebied herontwikkelen. Corné Nijburg duidt het dilemma: ‘Wie zou waarvoor moeten betalen? Het antwoord is: niet de kosten bij één van de partijen neerleggen, maar zoeken naar een vereffeningsmodel. Op een open en transparante wijze, in de dialoog. Dat gebeurde hier heel mooi en gebeurt ook al op meer plaatsen, maar als ik eerlijk ben, heb ik dat soort voorbeelden ook nog te veel gemist. Men zit nog teveel op eigen geld, op de eigen verantwoordelijkheid. Die houding zal moeten gaan veranderen.’ ‘Wat daarvoor essentieel is’, betoogt Ron Nap, ‘is gelijkwaardigheid tussen de gesprekspartners. Geen hiërarchie, ook niet tussen de verschillende overheden. Niet denken vanuit macht, of het geven van opdrachten en instructie(regel)s. Gezamenlijk willen werken, gezamenlijk kennis willen delen, kennis over elkaars fysieke activiteiten kunnen begrijpen. Waarom is de ene partij alleen maar geïnteresseerd in het oppompen van grondwater ten behoeve van drinkwater, en heeft de ander louter oog voor het opwekken van energie? Die gelijkwaardigheid is het beste te voeden door elkaar te ontmoeten.’

Kinderen uit huis

Het Uitvoeringsprogramma heeft in de afgelopen tien jaar talrijke ontmoetingen gefaciliteerd en projecten en zeker veertig netwerkorganisaties ondersteund. Dat is heel bijzonder, stellen alle gesprekspartners vast. ‘Het UP is cruciaal geweest in de ontwikkeling van de dialoog’, constateert Marco Vergeer. Voor Ron Nap is het ‘een familie geworden, een gezin. En zoals altijd gaan dan op een gegeven moment de kinderen de deur uit.’ Wat geef je ze op zo’n moment mee, en wat blijf je hen bieden? ‘Laat de regionale overlegvormen op eigen kracht organisch verder groeien’, zegt Marco Vergeer. ‘Zodat gemeenten, waar veel kennis over het bodem- en grondwaterkwaliteitssysteem is weggevloeid, weten waar die kennis in de eigen regio is te halen.’
Ook Peter Jasperse en Astrid Slegers noemen enkele aandachtspunten voor het nieuw te vormen bestuurlijk akkoord Bodem en Grondwater. ‘Allereerst moeten er goede afspraken worden gemaakt hoe de 355 gemeenten, die verantwoordelijk worden voor de bodemkwaliteit, en de provincies die dat voor grondwaterkwaliteit zijn, zich onderling gaan verhouden en hoe zij gaan samenwerken. Een andere opgave, en van een andere orde, vormen de problemen rond de Zeer Zorgwekkende Stoffen. Hoe gaan we daarmee om? De Omgevingswet gaat uit van best beschikbare technieken en preventie. Daarvoor hebben we nog een hele wereld te winnen. We zijn nu gewend dat de verontreiniging er al in zit. De vraag zou moeten zijn: hoe voorkómen we dat? Daartoe zullen we veel meer aan de voorkant moeten komen. Bij de ontwikkelaars aan tafel, want alleen zíj kennen hun materialen en weten hoe die zich gedragen in het milieu.’
Marco Vergeer pleit ervoor de TerrAgenda  van het Initiatief Bewust Bodemgebruik te laten landen in het bestuurlijk akkoord. ‘We presenteerden de ambities tijdens het Follow Up festival: geef de bodem een stem en werk toe naar vitale bodems in alle gebieden in Nederland in 2030.’

Krachtig elixer

Corné Nijburg ziet voor het bestuurlijk akkoord een belangrijke rol in het main stream maken van de taal voor samenwerking die het UP met de transitieagenda heeft ontwikkeld. Hij noemt vier belangrijke pijlers binnen het beoogde akkoord. ‘Als eerste het gezamenlijk opzetten van een kennisinfrastructuur Bodem en Grondwater. Als tweede aandacht voor het overgangsrecht – een aantal taken en dossiers blijven bij de huidige bevoegde overheden. Daarvoor zullen dus ook de middelen beschikbaar moeten worden gesteld. Als derde moeten er afspraken worden gemaakt over de apparaatskosten in de nieuwe bevoegdheidsverdeling. En ten vierde de nog te programmeren dossiers. Een lastige. Tal van opgaven laten zich niet inkaderen in “dít moeten we nog precies gaan doen”. PFAS bijvoorbeeld, en Zeer Zorgwekkende Stoffen in bredere zin. Die vragen om een handelingskader, om te voorkomen dat opeens alles op slot gaat. Voor al die opgaven worden middelen gereserveerd, maar het is belangrijk die niet vooraf al helemaal te verdelen. Zorg dat je daar een stuk flexibiliteit in behoudt.’

Nieuwe deurbel

‘Het UP’, aldus Corné Nijburg, ‘heeft in de afgelopen tien jaar een golf weten te creëren waarop de sector, waarbinnen heel veel mensen natuurlijk goed kunnen surfen,’ zegt hij lachend, ‘kan doorsurfen. De bestendige netwerken gaan wel door.’ Hij hoopt en rekent daarnaast op een inspiratiegroep, vergelijkbaar met het kernteam grondwater waar Astrid Slegers en Ron Nap de trekkers van waren. Daarin kon ieder op persoonlijke titel kennis delen en activiteiten afstemmen. ‘Een nieuw team dat verbinding kan maken tussen landelijk en regionaal niveau, actie kan opwekken en daarvoor de condities weet te scheppen. Die de impact van die condities overziet, monitort. In kaart brengt welke financiering nodig is, waar oplossingen worden gehinderd door wet- en regelgeving. Die vragen kunnen we meer stellen. Ik pleit daarbij voor dynamiek: permanent proberen, bijsturen en evalueren. Lef hebben, durf hebben.’ ‘Ook op bestuurlijk niveau’, vult Marco Vergeer aan: ‘met een coördinerend bewindspersoon in het kabinet en trekkende bestuurders in de regio. Die bestuurlijke ‘deurbel’ is van belang gezien de breedte van het onderwerp en de verbinding met zoveel grote opgaven.’

Toverdrank

De nieuwe kennisinfrastructuur is in de maak. Tot die tijd, roept Corné Nijburg op: ‘Voorkom dat we in een tijdelijke samenwerkingsdip raken. Gebruik je eigen al bestaande netwerken. Binnen VNG, IPO en Unie van Waterschappen, en binnen kennisnetwerkorganisaties als SIKB. En vergeet niet dat Bodem+ ook doorgaat.’
Ook Ron Nap heeft er alle vertrouwen in. Voor hem is grondwater als de toverdrank van Asterix en Obelix. ‘Een elixer waaraan iedereen kracht kan ontlenen. Kracht om zelf én gezamenlijk aan de knoppen te gaan zitten draaien. Niet meer afhankelijk kijken naar de regels, normen en kaders. Zelf gaan acteren, zelf op zoek gaan naar partners en naar de benodigde kennis. Grondwater verbindt!’