Grondwater en programma Bodem en Ondergrond en Grondwater

Duurzame instandhouding van grondwatervoorraden in Nederland van voldoende kwaliteit en in voldoende beschikbare hoeveelheid is van groot belang voor zowel de korte als de langere termijn.

Grondwater

Rijkswaterstaat afdeling Grondwater en Ondergrond ondersteunt de beleidskern van het Ministerie van IenW bij de uitvoering van de gestelde opgaven om kwaliteit en kwantiteit van het grondwater op peil te brengen en houden, door het tegengaan van verdere vergrijzing en achteruitgang van grondwaterkwaliteiten, het realiseren van kwantiteitsdoelen voor grondwater en het terugdringen van normoverschrijdingen. 

Onderwerpen die met onze inzet worden uitgevoerd zijn:

  1.  Instrumenten voor de verbetering van de grondwaterkwantiteit en doelen van het Deltaprogramma Zoetwater, zoals genoemd in de beleidsbrief ‘water en bodem sturend’.
  2. Ondersteuning bij de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Grondwaterrichtlijn (GWR) met:
  • adviseren over wijziging GWR en start van het opstellen van Stroomgebiedsbeheerplannen;
  • adviseren over een verantwoorde toelating en gebruik van stoffen, waaronder geneesmiddelen (mens/dier), industriële stoffen, biociden en gewasbeschermingsmiddelen, het adequaat uitvoeren van dat beleid en de monitoring daarvan;
  • adviseren bij het tot stand komen, uitvoeren en monitoren van het beleid voor o.a. het gebruik van, (dier)geneesmiddelen, biociden, industriële stoffen, biociden, gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen;
  • adviseren over beleid voor het toepassen van omgekeerde osmose van grondwater en het lozen van brijn in grondwaterlagen.
  1. Adviseren van het Ministerie van IenW over de aanwijzing en bescherming van de Nationale Grondwater Reserves (NGR’S). Daarnaast wordt jaarlijks de stand van zaken t.a.v. de Aanvullende Strategische Voorraden (ASV) bijgehouden.;
  2. “Grondwater goed in beeld”: advisering afstemming grondwatermeetnetten en mede tot stand brengen van een Early Warning Meetnet;
  3. Bijdragen aan het activeren van de brede interdepartementale kennisagenda grondwater en doorontwikkelen en beheren van de kennisinfrastructuur en uitbreiden van het netwerk voor grondwater (decentraal).

Rijkswaterstaat afdeling Grondwater en Ondergrond levert hieraan een gecoördineerde bijdrage samen met collega’s van andere relevante afdelingen op gebied van ruimte, waterkwaliteit en kwantiteit.

Programma Bodem, Ondergrond en Grondwater

In het programma Bodem, Ondergrond en Grondwater werken Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen aan een gezonde, vitale en klimaatbestendige bodem, ondergrond en grondwater. Dat is nodig voor de maatschappelijke opgaven waar Nederland voor staat: bodemenergie en de energietransitie, beschikbaarheid van schoon grond- en drinkwater, klimaatadaptatie, vruchtbare grond voor landbouw, biogrondstoffen en biodiversiteit, de woningbouwopgave en een gezonde leefomgeving voor iedereen. Voor nu en voor de toekomst.

Het programma geeft invulling aan de afspraken voor bodem en ondergrond uit Water en Bodem richtinggevend, Structuurvisie Ondergrond, de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en toekomstige verplichtingen uit de Bodemgezondheidsrichtlijn. Het programma bouwt verder op de afspraken en resultaten van de samenwerkingsagenda Bodem en Ondergrond en de kennis en ervaringen uit vele pilots en kennisnetwerken. Het programma verbindt bodemopgaven met ruimtelijke ordening en milieubeleid en vertaalt de lange termijn opgaven, naar concrete doelen, stappen en maatregelen en monitort de voortgang. Dat kunnen we alleen samen doen met gemeenten, provincies, bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties. Daarmee werken we aan een welvarende toekomst in elke regio.

Rijkswaterstaat afdeling Bodem en Ondergrond levert organisatorische ondersteuning en expertkennis aan het programma, zoals bij het uitwerken van begrippen, en helpt mee met de noodzakelijke verbindingen met andere programma’s, zoals het Deltaprogramma.

Bij de organisatie en uitwerking staan 6 thematische programmalijnen centraal:

  1. Regie op de ondergrond;
  2. Bodemdaling;
  3. Minder verstoren, afgraven en meer hoogwaardig hergebruik;
  4. Bodemherstel en diffuse en nieuwe stoffen;
  5. Grondwater;
  6. Gezonde, vitale en klimaatbestendige bodems.

De samenhang tussen de verschillende thema’s wordt geborgd in de dwarsdoorsnijdende programmalijnen. Zie onderstaande afbeelding voor een schematische weergave.

Dwarsdoorsnijdende programmalijnen

Belangrijk onderdeel van ons werk is het activeren van regionale (kennis)netwerken en het schakelen tussen beleid en praktijk. We halen continue signalen uit de praktijk op en helpen met de vertaling van beleid naar de praktijk. We vervullen een liaisonfunctie voor de bestaande kennisnetwerken en werken actief mee in de verbetering van de organisatie hiervan, zoals voor het nieuw te vormen publiek/private kenniscentrum bodemenergie en het recent opgerichte kenniscentrum bodemdaling en funderingen.

Grondwater eigen Rijkswaterstaat

Waar Rijkswaterstaat een belangrijke functie heeft als beleidsondersteuner van I&W in het landelijke grondwaterbeheer, is Rijkswaterstaat als zodanig ook actor in zijn rol als realisator en onderhoudsorganisatie voor het eigen areaal, bestaande uit snelwegen, rivieren, kanalen en de omliggende gronden. Bij het uitvoeren van deze rol is er vrijwel altijd sprake van een relatie met het omliggende grondwatersysteem. Dit vraagt om specifieke kennisontwikkeling die voor een belangrijk deel wordt opgepakt vanuit het grondwaterteam binnen de afdeling Grondwater en Ondergrond via het deelnemen aan GPO/PPO-projecten, uitvoeren eigen onderzoeksprojecten, samenwerking met derden en het organiseren van stageopdrachten.

De invloed van Rijkswaterstaat op het grondwater

Bij vrijwel elke ingreep die Rijkswaterstaat uitvoert is er sprake van een significante invloed op het grondwater. Zo draineren of infiltreren kanalen en  rivieren bedoeld of onbedoeld grote hoeveelheden water van en naar het grondwatersysteem. Datzelfde geldt ook voor snelwegen. Denk aan de drainerende werking van snelwegen en verdiepte liggingen door aangepaste ontwateringssystemen of het lekken van tunnelconstructies.

Rijkswaterstaat is zich ervan bewust dat ze zelf net als andere actoren een zekere ‘watervoetafdruk’ achterlaten door het realiseren en in stand houden van onze hoofdinfrastructuur, in de vorm van verdroging, verstoring, vervuiling enz. van het grondwatersysteem. Tegelijkertijd is er het besef dat deze infrastructuur mogelijk ook kansen biedt om het grondwatersysteem juist te verbeteren.

Dit alles begint met inzicht in deze ‘watervoetafdruk’ en inzicht in de mogelijkheid om deze te verkleinen c.q. een positieve invloed op het grondwatersysteem te bewerkstellingen. Dat inzicht is momenteel niet voldoende aanwezig en vormt in 2025 de belangrijkste kennisvraag van Rijkswaterstaat als actor in het grondwater.

De hydrologie rond snelwegen

Snelwegen hebben altijd een impact op het omliggende hydrologische systeem. Dit is zeker het geval als een snelweg dieper ontwaterd moet worden dan zijn omgeving. De snelweg kan dan beschouwd worden als een grote langwerpige drain in het landschap. Afgelopen jaar is al vastgesteld dat de ontwateringsdiepte van snelwegen met zo’n 20-30 cm verminderd kan worden als gevolg van de verwachte klimaatverandering. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of deze impact nog verder terug gebracht kan worden.

Ook als er geen sprake is van drainage door het weglichaam, heeft een weg impact op de omgeving omdat regenwater direct of enigszins vertraagd oppervlakkig afstroomt. In vrijwel alle gevallen is er sprake van een zeker mate van vergrijzing van het grond- en/of oppervlaktewater. Deze vergrijzing is op dit moment nog onvoldoende bekend onder verschillende omstandigheden.

Datzelfde geldt ook voor de waterkwantiteit: kennis over de wijze van afstroming van regenwater van met name ZOAB is cruciaal om vast te kunnen stellen in hoeverre afstromend wegwater beschikbaar is voor de aanvulling van de grondwatervoorraad. Naast de afstroming vanaf de wegen, is de uitloging van ongewenste stoffen door toepassing van secundaire bouwstoffen onder de wegen een belangrijk aandachtspunt, wat de komende jaren continue monitoring en onderzoek vragen.

De belangrijkste onderzoeksvragen waar we ons komende jaren op richten, zijn dan ook:

•        Welke ontwateringsdiepten moeten in de toekomst gehanteerd mede in relatie tot de verwachte klimaatveranderingen?

•        Wat is de waterkwaliteit van afstromend wegwater en welk handelingsperspectief is er om deze te verbeteren?

•        Wat is het afstromingspatroon van ZOAB en welke verdamping vindt dientengevolge plaats vanaf ZOAB?

•        Welke bijdrage kan Rijkswaterstaat leveren aan het oplossen van grondwaterproblemen van anderen?

•        Wat is het uitlooggedrag onder verschillende hydrologische omstandigheden van secundaire bouwstoffen die toegepast zijn onder snelwegen en wat is het concrete handelingsperspectief?

Concreet nemen wij in 2025 deel in verschillende wegaanleg- en renovatieprojecten waar water een belangrijke rol speelt. Daarbij passen we onder meer de  eerder ontwikkelde HOOS-tool toe om creatieve oplossingen rond wegwater te onderbouw. Daarnaast voeren wij een langjarig experiment uit langs de A58 bij Oirschot waarbij de afstroming vanaf ZOAB continu gemeten wordt langs het Innova58-terrein. Binnen Innova58 zijn we verder betrokken bij de monitoring van de verschillende wegwaterzuiveringsprojecten. Ook spelen wij een actieve rol bij de monitoring van de IBC- en TGG-locaties projecten in beheer van Rijkswaterstaat en de interpretatie daarvan. Verder zijn we actief betrokken bij het opstellen van een nieuw kader afstromend wegwater. We werken ondermeer actief samen met Hogeschool Larenstein en Hogeschool Rotterdam via ondersteuning van een lectoraat dat de relatie tussen klimaatverandering en het hoofdwegennet legt.

Droge kunstwerken en grondwater

De belangrijkste droge kunstwerken die impact hebben op het grondwatersysteem zijn verdiepte constructies in onze snelwegen als verdiepte liggingen, aquaducten en tunnels. Het omgekeerde is trouwens ook het geval. Daarbij zorgt het grondwater door het opdrijven van gedeelten van toeritten naar tunnels zoals onlangs in de Prinses Margriettunnel in Friesland en de Vollenhoventunnel in Utrecht.

Afhankelijk van de uitvoering, kunnen verdiepte liggingen een aanslag plegen op het grondwater indien deze niet voldoende waterdicht zijn. In dat geval wordt de lekkage doorgaans via het oppervlaktewater afgevoerd. Er bestaat een kennisbehoefte hoe in voorkomende gevallen de lekkage kan worden verholpen of hoe en waar het water kan worden hergebruikt om verspilling te voorkomen.

Recent onderzoek door Rijkswaterstaat heeft aangetoond dat een aanzienlijk deel van de in Nederland aangelegde tunnelconstructies lekkage vertonen met uiteenlopende oorzaken. Soms beloopt dit meer dan één miljoen m3/jaar. Een landsdekkend overzicht van lekkage van tunnels ontbreekt momenteel. Ook zijn er kennisvragen omtrent de wijze waarop deze lekkages gerepareerd kunnen worden.

De belangrijkste vragen waar we ons komend jaar op gaan richten zijn:

•        Het creëren van een landsdekkend beeld van lekkende  weg- en tunnelconstructies.

•        Op welke wijze kunnen reparaties aan opdrijvende tunneldelen als gevolg van defecte grondankers gerepareerd worden met een zo klein mogelijk aanslag op het grondwater?

•        Op welke wijze kan drainage- of lekwater van tunnels en verdiepte liggingen, zinvol hergebruikt worden t.b.v. het grondwatersysteem of watergebruik?

•        Op welke wijze kunnen lekkages van tunnels voorkomen danwel gerepareerd worden?

Concreet nemen we in 2025 deel in aanleg- en renovatieprojecten waar bovenstaande onderwerpen een belangrijke rol spelen. Daarnaast zullen deze onderwerpen binnen het eerder genoemde lectoraat van Larenstein/Rotterdam mogelijk een plaats krijgen via stage- of afstudeeronderwerpen.

Het effect van kanalen en rivieren op het grondwater

In vrijwel alle gevallen hebben de kanalen die Rijkswaterstaat in beheer heeft, een directe relatie met het grondwater. Veel kanalen hebben een waterstand die hoger gelegen is dan zijn omgeving en infiltreren dan kanaalwater in het plaatselijke grondwater. Dat leidt in veel gevallen tot grondwateroverlast vanwege de kanaalkwel die dit tot gevolg heeft. In een aantal gevallen hebben kanalen ook een drainerende werking, zoals bij het Amsterdam-Rijnkanaal ten zuiden van Utrecht en het Lateraal Kanaal in Limburg. Dit zorgt plaatselijk voor grote grondwaterstandsdalingen tot enkele meters vlakbij het kanaal. Zowel de sterk drainerende als sterk infiltrerende kanalen hebben gevolgen voor het grondwatersystem die mogelijk onwenselijk zijn. De weerstand van de kanaalwaterbodems is echter slechts fragmentarisch bekend en in de meeste hydrologische modellen worden deze slechts globaal ingeschat. Het handelingsperspectief bij problemen rond deze kanalen is ook mede vanwege het ontbreken van deze kennis vaak onvoldoende bekend.

Bij de grote rivieren spelen vooral problemen rond de erosie van rivierbeddingen waardoor met name in oost-Nederland serieuze droogte problemen ontstaan zijn.

Voor komende jaren staan de volgende vraagstukken centraal:

•        Landsdekkend in beeld brengen van de hoeveelheden infiltratie en drainage van kanalen en de mogelijke gevolgen daarvan.

•        Bepalen op welke wijze gebiedsdekkend en tijdafhankelijk kanaal- en rivierbodemweerstanden uniform bepaald worden.

•        Bepalen op welke wijze met de name de drainerende werking van kanalen tegen gegaan kan worden.

•        Op welke wijze kan voorkomen worden dat de bedding van de grote rivieren met name in oost en zuid Nederland, steeds dieper komt te liggen en hoe kunnen de gevolgen hiervan gemitigeerd worden.

Voor Grondwaterdossiers beleidsondersteuning en het programma Bodem en Ondergrond hebben wij voor 2025 circa 2,0 + 2,4 = 4,4 fte aan capaciteit gepland.

Voor Grondwaterdossiers eigen Rijkswaterstaat hebben wij voor 2025 circa 5,2 fte aan capaciteit gepland.