Rijkswaterstaat is niet alleen beheerder van veel infrastructuur in Nederland, we hebben ook natuur in beheer. Van natuurwaarden in bermen tot grote wateren zoals de Noordzee en Waddenzee en uiterwaarden bij rivieren. We zetten ons in om deze natuur te behouden en ontwikkelen. Zo ook de vleermuis, een beschermde diersoort. En dat is niet voor niks. De vleermuis is een kwetsbare diersoort waar onze werkzaamheden een grote impact op kunnen hebben. Daarom proberen we bij onze werkzaamheden de overlast voor vleermuizen zo veel mogelijk te beperken. We spraken ecoloog Alex Wieland hierover. Hij houdt zich binnen Rijkswaterstaat bezig met groenbeheer, natuur- en ecologische vraagstukken.

Alex Wieland ecoloog
Alex Wieland, ecoloog

Even bijtanken bij de Zandkreeksluis

Alex vertelt: ‘Vleermuizen kunnen honderden kilometers op een nacht vliegen. Bijvoorbeeld de ruige dwergvleermuis. Deze vliegt in het najaar van Noord- en Oost-Europa richting het Zuiden en Westen. Ze vliegen dan langs de Zandkreeksluis, de sluis tussen Noord-Beveland en Goes. Vleermuizen volgen geleidende elementen zoals dammen en bomen, omdat ze boven open water kwetsbaar zijn en veel wind vangen.

Ondanks dat ze honderden kilometers op een nacht kunnen vliegen, moeten ze af en toe even bijtanken. Dat doen ze bijvoorbeeld in de remming- en geleidewerken van de Zandkreeksluis. Die bestaan voor een deel uit houten palen met spleten waar de vleermuizen graag in rusten. Ze vinden hier eten en een rustig plekje voor overdag.’ Op het moment is Rijkswaterstaat de remming- en geleidewerken van de sluis aan het vervangen. ‘Daarom hebben we een nieuwe plek gecreëerd voor de vleermuizen,’ vertelt Alex. ‘Een deel van de oude palen plaatsen we in groepjes van vijf terug in de buurt van de sluis, we noemen dat onze vleermuizenhotels.’

‘Als vleermuizen goed op een plek kunnen leven, betekent dit dat andere dieren hier ook goed kunnen leven’

Goed ecosysteem

Vleermuizen zijn goede indicatoren of onze ecosystemen nog goed functioneren. Alex legt uit: ‘Ze staan aan de top van de voedselketen en zijn afhankelijk van insecten. Als vleermuizen goed op een plek kunnen leven, betekent dit dat andere dieren hier ook goed kunnen leven.’

De dag doorbrengen in vleermuizenhotels

Alex vervolgt: ‘Vleermuizen zitten ook vaak in boomholtes. Daarvoor moet een boom dertig jaar of ouder zijn. Maar soms vormen bomen vanwege hun leeftijd gevaar voor het verkeer en worden ze weggehaald in verband met de veiligheid. De vleermuizen hebben dan geen plek meer om overdag te rusten. In zulke situaties plaatsen we ook regelmatig vleermuizenhotels terug. We gebruiken deze nu enkele jaren en de resultaten zijn goed, soms zitten er tientallen bij elkaar in de hotels.’

Drie dwergvleermuizen liggen rustig in een houten vleermuiskast.

Wist je dat ...

... we dertien soorten vleermuizen hebben in Zeeland? Wereldwijd zijn dat er zo’n 1500.

... we in totaal ongeveer tien vleermuizenhotels hebben in Zeeland vanuit Rijkswaterstaat?

Bomen als navigatie

Alex Wieland vertelt: ‘Vleermuizen gebruiken bomenrijen om van het ene naar het andere leefgebied te vliegen. Wanneer deze bomenrij plotseling verdwijnt, kan dit voor vleermuizen betekenen dat ze hun weg niet meer vinden. Wanneer zo’n bomenrij verdwijnt, kijken we of we een alternatieve route kunnen aanleggen. Soms is er al een alternatieve route die we beter kunnen maken. Dan planten we bijvoorbeeld extra bomen aan, zodat dat een begeleidende bomenrij wordt.’

Minder verlichting voor de vleermuis

‘Vleermuizen leven vooral ’s nachts. Ze zijn gewend aan het donker, en zijn extra gevoelig voor lichtvervuiling’, legt Alex uit. ‘Daar houden we ook rekening mee tijdens werkzaamheden en bij het verlichten van objecten en wegen. We zorgen dat weggebruikers veilig kunnen rijden en medewerkers veilig kunnen werken tijdens werkzaamheden. Tegelijk willen we zo min mogelijk hinder veroorzaken voor de vleermuis. Dat doen we bijvoorbeeld door verlichting zo af te stellen dat deze alleen op het werkterrein of de weg schijnt. Ook zorgen we dat we alleen licht inschakelen wanneer dat nodig is. Als de verlichting toch een vliegroute van vleermuizen doorkruist, onderzoeken we of het mogelijk is om dat specifieke onderdeel van de vliegroute niet te verlichten. Als dit niet mogelijk is, kan er vleermuisvriendelijke verlichting worden toegepast, zoals amberkleurig licht. Dit is minder schadelijk voor de vleermuis. Zo zorgen we ervoor dat de essentiële onderdelen, zoals eetvoorzieningen en rustplaatsen in het vleermuisleefgebied behouden blijven.

We doen ook mee met onderzoek naar verschillende types verlichting en de effecten op natuur. Dit levert veel informatie op, bijvoorbeeld dat verschillende soorten vleermuizen baat hebben bij verschillende soorten verlichting.’