De portalen boven rijkswegen blijken een langere levensduur te hebben dan aanvankelijk werd aangenomen. Onderzoek heeft uitgewezen dat bij goed en tijdig onderhoud portalen langer mee kunnen dan de in de praktijk gehanteerde termijn van vijftig jaar. Rijkswaterstaat bereidt nu samen met marktpartijen nieuwe kaders voor die verantwoord hergebruik van portalen eenvoudiger en flexibeler maken. Daarvoor wordt het zogenoemde IUP-proces gevolgd.
Het IUP-proces (zie kader, red.) richt zich vooral op technisch-inhoudelijke innovaties waarvoor verschillende kaders en werkwijzen binnen Rijkswaterstaat moeten worden aangepast. Zoals het stimuleren en faciliteren van het hergebruik van vakwerkportalen, ook wel Verkeerskundige Draagconstructies (VDC’s) genoemd. Tot 2009 voerde Rijkswaterstaat zelf regie op het hergebruik: portalen werden opgeslagen op een eigen locatie in Soesterberg en waar mogelijk opnieuw ingezet. Organisatieveranderingen binnen Rijkswaterstaat leidden ertoe dat het lastiger werd om hergebruik goed te organiseren. ‘Onze eigen opslaglocatie viel ook weg’, vertelt Marjolein van der Klauw, adviseur innovatie en duurzaamheid bij Rijkswaterstaat Grote Projecten en Onderhoud (GPO). ‘Vrijkomende portalen werden vanaf dat moment overgenomen door marktpartijen als Mourik Infra en Birkhoff Staalwerken en opgeslagen op hun eigen locaties. In de jaren daarna is er op projectniveau nog sprake geweest van hergebruik, maar niet grootschalig. Dat lag ook aan de technische kaders; deze staan toepassing van hergebruikte portalen niet goed toe.’
Mogelijkheden voor hergebruik
Een onwenselijke situatie, alleen al vanuit het oogpunt van duurzaamheid. Daarom werkt Rijkswaterstaat samen met onder meer Mourik Infra en Birkhoff Staalwerken aan nieuwe spelregels rond het hergebruik van portalen. De specifieke kennis en ervaring van marktpartijen op het gebied van opslag, onderhoud en nieuwe toepassingen vormt belangrijke input. ‘Het robuuste ontwerp van de Rijkswaterstaatportalen biedt allerlei mogelijkheden voor hergebruik’, vertelt Swen Caenen, projectleider bij Mourik Infra. ‘De portalen zijn bijvoorbeeld relatief eenvoudig in hoogte en breedte aan te passen. We hebben bij diverse projecten hergebruik toegepast. Recent bijvoorbeeld bij de Blankenburgverbinding en de A16 Rotterdam. Bij de verbetering van de A27 Houten - Hooipolder Noord willen we inzetten op volledig gebruik van renoportalen. Wat al deze projecten laten zien, is dat er heel veel mogelijk is. Hergebruik van portalen kan bijvoorbeeld ook prima in een ander project plaatsvinden. Dit nemen we mee in de gesprekken met Rijkswaterstaat.’
Wat is het IUP-proces?
Rijkswaterstaat heeft het IUP-proces in de jaren 2021-2022 ontwikkeld om innovatieprojecten te helpen om de stap ‘van pilot naar productie’ te zetten. Elk innovatieproject doorloopt binnen deze aanpak drie stappen: Innoveren, Uniformeren en Produceren. Dit zorgt ervoor dat verschillende aspecten worden meegenomen, dat betrokkenen op de juiste manier en het juiste moment zijn aangehaakt en dat van tevoren duidelijk is welke impact een innovatie heeft op (werk)processen. Rijkswaterstaat wil zo het ontwikkel- en implementatietraject versnellen en uiteindelijk méér kansrijke innovaties toepassen.
Nieuwe werkwijze
De technische haalbaarheid van het innovatieproject is al eerder aangetoond. Onderzoek van Rijkswaterstaat en een externe staalconstructeur laat duidelijk zien dat de meeste portalen een royale levensduur hebben. En dus prima kunnen worden hergebruikt. Momenteel bevindt het project zich in fase 2 van het IUP-proces – Uniformeren. Daarbij wordt gezamenlijk gewerkt aan een nieuwe werkwijze. Van der Klauw: ‘Om toepassing van gebruikte portalen daadwerkelijk mogelijk te maken, moeten allerlei kaders, processen en systemen worden aangepast. Tegelijkertijd kijken we naar andere verbetermogelijkheden. Zo begrijpen we van de portaalbouwers dat de VDC´s uit 2005 prettiger zijn om mee te werken dan de veel zwaardere ontwerpen uit 2011. We onderzoeken nu of we voor bepaalde toepassingen weer gebruik kunnen maken van dat eerdere ontwerp.’ Caenen vult aan: ‘Een ander onderwerp dat wij hebben ingebracht, heeft betrekking op de betonnen poeren – de ondersteuningsconstructies – onder de portalen. Daarvan zijn nu veel, vaak complexe varianten. Het zou voor renovatie en herplaatsing goed zijn als voor de poeren een meer gestandaardiseerd ontwerp komt. Voor dit specifieke onderwerp zijn nu marktpartijen aangehaakt die deskundig zijn op dit vlak.’
Transitiepad Duurzame kunstwerken
Het innovatieproject rond het hergebruik van portalen is onderdeel van het transitiepad Duurzame Kunstwerken. Hierin werkt Rijkswaterstaat samen met marktpartijen aan de verduurzaming en circulariteit van de infrastructuur, waaronder bruggen, sluizen, tunnels en wegmeubilair zoals portalen. Het project sluit aan bij de bredere ambitie van Rijkswaterstaat om klimaatneutraal en circulair te werken.
Assetmanagement goed inrichten
De verwachting is dat de nieuwe werktekeningen en de aangepaste eisenset eind 2025 gereed zijn. In navolging daarvan moet ook het assetmanagementproces rond hergebruik van portalen goed worden ingericht. ‘Op dit moment zijn de areaaldata niet op orde’, stelt Van der Klauw. ‘Een landelijk overzicht van de beschikbare en de reeds geplaatste renoportalen ontbreekt. Daardoor is het voor assetmanagers niet altijd duidelijk wat de geschiedenis van een portaal is en welke restlevensduur deze nog heeft. Dit moeten we beter inregelen, onder meer met goed informatiemanagement.’
Aanknopingspunten
Een volgende ontwikkeling in de samenwerking tussen Rijkswaterstaat en de portaalbouwers is duurzamere conservering, waardoor portalen minder vaak onderhoud nodig hebben. De ervaringen van Mourik Infra bij de Gaasperdammertunnel zijn in dat opzicht veelbelovend. Caenen: ‘Bij dit DBFM-contract werd ons gevraagd portalen te gebruiken die gegarandeerd 25 jaar onderhoudsvrij zouden zijn. Dat is gelukt. De aanvangskosten zijn in dit geval hoger, maar dat betaalt zich terug in lagere onderhoudskosten.’ Deze oplossing zal waarschijnlijk nog geen onderdeel worden van de nieuwe kaders, maar biedt wel aanknopingspunten voor de toekomst. Van der Klauw besluit: ‘De samenwerking tussen ons als Rijkswaterstaat en de portaalbouwers gaat al heel wat jaren terug. Voorlopig zijn we nog niet uitgepraat.’