‘Bij Rijkswaterstaat staan we open voor ideeën om de natuur in de bermen te helpen. Maar dan moet het wel goed onderbouwd zijn en écht wat opleveren. Daarom onderzoeken we op kleine schaal welke positieve effecten een bepaalde maatregel heeft.’ Aan het woord is adviseur natuur Claudia Rodrigues. 2019 was voor haar een jaar waarin Rijkswaterstaat nog meer in de natuur investeerde.

‘Ik heb het afgelopen jaar echt gemerkt dat we binnen Rijkswaterstaat meer oog hebben voor biodiversiteit. Bij elk project groeit de aandacht hiervoor. Ook in algemene zin zijn er meer zorgen over biodiversiteit, want we krijgen veel verzoeken van stichtingen en belangenorganisaties om de berm op een bepaalde manier in te richten. Zo wil Honey Highway een blijvend paradijs voor bijen creëren. Verder krijgen we veel vragen over gefaseerd vegetatiebeheer. Ik vind dat mooie ideeën, maar ze moeten wel meerwaarde hebben voor de natuur. Daarom nemen we dergelijke goedbedoelde initiatieven niet zomaar klakkeloos over, maar onderzoeken we eerst kleinschalig of de natuur er daadwerkelijk iets mee op schiet. Bij bermen langs het hoofdwegennet gaat het immers om – landelijk gezien – grote oppervlaktes. Een verkeerde aanpak kan grote negatieve effecten hebben.’

‘We doen onderzoek naar trends in insecten en vegetatie in bermen’

Bijenmengsel

‘Een van de onderzoeken is bij de A4 Delft - Schiedam. Daar doen we onderzoek naar trends in insecten en vegetatie in bermen die we met een bloemenmengsel van Honey Highway hebben ingezaaid. Deze bermen vergelijken we met niet ingezaaide bermen: brengt deze toepassing de natuurwinst die we willen zien? In principe zaaien we geen bloemenmengsels, maar wachten we tot de natuur haar werk doet en de vegetatie zich spontaan gaat ontwikkelen. Het onderzoek bij de A4 lijkt mijn vermoeden te bevestigen dat de natuurwinst van het inzaaien met het bijenmengsel helemaal niet zo groot is. Hoewel de ingezaaide berm dichter begroeid is, met meer opvallende soorten, zien we na het eerste onderzoeksjaar weinig verschil in de soortenrijkdom van de vegetatie en insecten. De wilde bijen prefereren juist de niet ingezaaide bermen! Verder zitten er in de bodem ook allerlei kevertjes, pissebedden en wantsen. Bij het inzaaien van het bloemenmengsel in een bestaande berm moeten we de bodem flink bewerken. Dat is schadelijk voor de vegetatie en de bodemdieren.’

‘Door delen van het groen niet of in een andere maand te maaien, zijn er het hele jaar door bloemen aanwezig voor de insecten’

Gefaseerd vegetatiebeheer

‘Een ander onderzoek richt zich op gefaseerd vegetatiebeheer in de bermen. Door delen van het groen niet of in een andere maand te maaien, zijn er het hele jaar door bloemen aanwezig voor de insecten. In grote natuurgebieden krijg je hierdoor mooie resultaten. Maar werkt het ook bij lange smalle bermen langs het hoofdwegennet? Om dat te achterhalen, voeren we langs de N11 experimenten uit. In sommige stroken hebben we een deel van de vegetatie langs de sloten laten staan. In weer andere stroken hebben we vakken van 200 m lengte om en om gemaaid. Al deze stroken hebben we vergeleken met traditioneel beheerde bermen. Oftewel: bermen waarbij we alles in één keer maaien. Het gefaseerde beheer bracht hier geen significante natuurwinst. Maar misschien pakt het in een ander landschap wél positief uit. Daarom starten we dit jaar met vergelijkbare onderzoeken bij de A29. Daar liggen de bermen op een andere manier in het landschap.’

Zoektocht naar de beste insectenvriendelijke bermen

‘In onze zoektocht naar insectenvriendelijke bermen valt er steeds iets nieuws te ontdekken. Zo experimenteren we met zonnevelden en nestelgelegenheden voor bijen. We doen de onderzoeken in nauwe samenwerking met Peter Jan Keizer, de landelijk adviseur groenvoorzieningen van Rijkswaterstaat. Hij houdt de onderzoeksresultaten scherp in de gaten om vervolgens maatregelen voor beheer en onderhoud op te stellen die de aanwezige natuur in een gebied verbeteren. Dat maakt mijn werk waardevol. Het loont echt om initiatieven als dat van Honey Highway en het gefaseerd beheren kritisch onder de loep te houden. Heeft de toepassing meerwaarde? Dan omarmen we het. En verder laten we Moeder Natuur zo veel mogelijk haar gang gaan. Want juist door zo min mogelijk te beïnvloeden, krijgen we zo veel mogelijk natuurlijke variatie.’