Onderwatergeluiden, verstoring van dieren en scheepvaart- en visserijbelangen spelen een grote rol bij de locatiekeuzes voor ontwikkelingen op zee. Voor projecten op de Noordzee is – over en weer – consultatie verplicht met de omringende landen. Leo de Vrees van Rijkswaterstaat Zee en Delta heeft hier veel ervaring mee. Welke belangen spelen zich af in de zee aan ruimte?
Voordat je van een initiatief voor plannen in de Noordzee daadwerkelijk aan de slag kunt, ben je zo jaren verder, weet Leo de Vrees uit ervaring. Rijkswaterstaat werkt mee aan de uitvoering van Routekaart 2030 met daarin plannen voor 11GW aan windenergie. Voor wind op zee ná 2030 is nu al het zoeken gaande voor nog eens 27GW. Volgens Leo leert de ervaring dat het dan nog 10 jaar duurt om te kunnen bouwen. ‘Een geschikt gebied vinden voor een windmolenpark vraagt om gedegen onderzoek en afstemming met andere belangen. Tref je op een beoogde locatie storingsgevoelige soorten zoals drieteenmeeuwen, mantelmeeuwen, alken, of zeekoeten? Dan kun je een park op die plek wel vergeten, stelt hij. ‘Verstoring is niet alleen een milieueffect, want het sluiten van een visserijgebied op de plaats van een windpark heeft economische effecten. Ook spelen er scheepvaarteffecten, zoals risico’s op aanvaringen als schepen op drift raken. Een stelregel is: hoe dichter bij de kust, hoe drukker het is en hoe groter de effecten. Daarentegen geldt ook: hoe verder uit de kust, hoe hoger de kosten. Dat betekent dat we allemaal puzzelen om de beste plekken te vinden voor ontwikkelingen op zee.’
Samenwerken aan windenergie op zee
De ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Infrastructuur en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werken samen aan hun doelen in het programma Windenergie op Zee. Naast nationale afstemming is ook internationale samenwerking over initiatieven in de Noordzee nodig. In het project SEANSE is met buurlanden een aanpak ontwikkeld voor de bepaling van de effecten van strategische gebiedsontwikkelingen.
https://www.rijkswaterstaat.nl/english/environment/projects/seanse/index.aspx
https://northseaportal.eu/
Contactpersoon voor ‘wind op zee’ in buurlanden
Leo was projectmanager van het project SEANSE (Strategic Environmental Assessment North Sea Energy) een internationaal project voor de bepaling van effecten van wind op zee in het Noordzeegebied. De deelnemers streven hierin naar het verminderen van cumulatie van de effecten van gezamenlijke projecten voor onder andere onderwatergeluid, vogelaanvaringen en verstoringen. Doorgaans is hij ook de contactpersoon die vanuit Rijkswaterstaat en IenW reageert op plannen van ‘wind op zee’-projecten in buurlanden. Dit zijn met name Duitsland en Groot-Brittannië. Daarnaast organiseert hij het Nederlandse commentaar op plan-MER-en vanuit deze landen. Ditzelfde doet hij ook voor Belgische en Deense plannen voor hun EEZ (Exclusieve Economische Zone). Hij weet hierdoor als geen ander wat de internationale ontwikkelingen zijn.
Ruimtelijk maritiem plan
Voor Nederland werkt Rijkswaterstaat mee aan vernieuwd beleid voor de Noordzee, als opvolger van de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 met daarin opgenomen een ruimtelijk maritiem plan. Een dergelijk plan vereist ook een plan-MER en Notitie Reikwijdte en Detailniveau. Afstemming met de buurlanden België, Engeland, Duitsland en Denemarken is over en weer aan de orde, vertelt Leo. Ook Denemarken en Duitsland werken op dit moment aan strategisch beleid met een ruimtelijk plan voor hun deel van de Noordzee. Een Europese richtlijn vereist dat landen vóór maart 2021 een ruimtelijk maritiem plan hebben. Voor België geldt dat zij al bij Koninklijk Besluit een plan heeft vastgesteld. Op de conceptversie hiervan heeft Rijkswaterstaat ingesproken. ‘De afspraak met de buurlanden is om altijd informeel contact te hebben, voorafgaand aan het formele traject. Dat kan in een bilateraal overleg. Daarnaast zijn er regelmatig overleggen met specialisten ruimtelijke ordening uit meerdere landen. Parallel aan de nationale consultatie loopt de formele consultatie die verplicht is volgens het Espoo-verdrag.’
Vleermuizen en zeevogels
De afstemming en inspraak over plannen van elkaar spitst zich volgens Leo vooral toe op scheepvaart om te zorgen dat dit veilig kan. ‘Onderwatergeluiden bij het bouwen, vogelaanvaringen, verstoringen en vleermuizen zijn onderwerpen die veel aandacht vergen. Bij vogels is het effect goed in te schatten van de aanvullende niet-natuurlijke sterfte als gevolg van aanvaringen met windturbines of vermijding van bepaalde windgebieden. Voor vleermuizen kennen we de populatie niet eens, dus de effecten en gevolgen zijn niet vast te stellen. Dat vergt veel meer onderzoek.’
Onderwatergeluiden
Bij werkzaamheden op zee, zoals heien, zijn onderwatergeluiden een aandachtspunt. Normen van 160dB, zoals gesteld door Duitsland en België, of 168dB, vanuit Nederland, veroorzaken tijdelijk onleefbare zones van zeker 20 kilometer rondom de heiinstallatie. ‘Dieren moeten daarom de gelegenheid hebben om weg te zwemmen naar andere gebieden’, geeft Leo aan. ‘Dit kan bijvoorbeeld door dieren voorafgaand aan werkzaamheden te verjagen met zogenaamde pingers, die vanaf schepen storende geluiden veroorzaken.’ Omdat niet alle plaatsen in de Noordzee voedselrijk zijn, is het nodig om deze werkzaamheden ook internationaal op elkaar af te stemmen, merkt hij. ‘Ook met de periodes waarin dieren, zoals bruinvissen doorgaans hun jongen hebben, houden we rekening.’
USB-sticks
De internationale communicatie verloopt doorgaans digitaal met als voertaal Engels. ‘We sturen elkaar links naar websites waarop documenten staan. Ook ontvangen we vanuit Engeland vaak USB-sticks met documenten. Dit omdat in Engeland de projectontwikkelaar zelf de procedure regelt en niet zoals bij ons het Rijk. In Engelse procedures gaat het om vele duizenden pagina’s aan rapporten. Het formele commentaar, op basis van overleg, wordt dan geleverd in een gezamenlijk ‘statement of common ground’. Hierin worden de verschillende opvattingen gememoreerd en het resultaat van het overleg dat hierover is gevoerd. Het streven is om te komen tot ‘agree’, maar dat lukt niet altijd. Dan is het aan het Bevoegd Gezag om een besluit hierover te nemen.’
Diplomatieke circuit
Leo merkt dat de invloed op strategische plannen geringer is dan bij individuele projecten. ‘Als plannen abstracter zijn dan is het moeilijk om de vinger op de zere plek te leggen, mede omdat we zelf ook een nationaal proces hebben. Als staat ga je ook niet snel tegen een andere staat in beroep. Wel komt het voor dat er in het diplomatieke circuit soms oplossingen nodig zijn, als de gemoederen hoog oplopen.’
Voor alle overheden geldt dat er inspanningen nodig zijn om te voldoen aan het klimaatakkoord van Parijs. ‘Dit vraagt in internationaal verband om samenwerking en afgestemde plannen. Dit is een opgave waar we met zijn allen voor staan. Dat is zeker geen gemakkelijke opgave’, besluit Leo.
Meer informatie:
leo.de.vrees@rws.nl
tel. 06 - 27 03 82 34
www.noordzeeloket.nl
https://northseaportal.eu/