Projectorganisaties in MIRT-projecten trekken van begin tot eind op met de omgeving. Tegengestelde belangen, informatieongelijkheid, wantrouwen en in het ergste geval polarisatie kunnen dit proces bemoeilijken. Wat kan er mis gaan? En wat zijn dan de mogelijkheden? Hoe maak je van een dichte deur een open deur?

Regien Visser
Regien Visser

Een handicap in MIRT-onderzoeken is dat het project in deze fase nog nauwelijks leeft in de omgeving, terwijl veel mogelijkheden nog open liggen. Maatregelen zijn dan nog abstract én onvoorstelbaar voor de omgeving. Pas als de keuzes in de verkenningsfase en later de planuitwerking steeds duidelijker worden, neemt de wens en de bereidheid tot meedenken zienderogen toe. Tegelijkertijd ligt in de voorkeursvariant al veel vast. ‘Dat noemen we de participatieparadox,’ legt Regien Visser, senior adviseur bij de directie Participatie, uit. ‘De omgeving begint zich pas te roeren als er nog maar relatief weinig speelruimte is voor wijzigingen. Daar hebben we mee te dealen.’

In alle fasen van MIRT-projecten kan de directie Participatie projectteams adviseren. Zo adviseert Regien bij de planstudie N50 Kampen-Kampen Zuid, waarin verbreding van de huidige weg wordt onderzocht te beginnen met een gedegen verkenning van de omgeving en onderzoek naar met wie je precies te maken hebt. ‘Achter de snelweg liggen wijken, daar fiets je eens doorheen. Wat merken omwonenden van de weg? Waar liggen de sentimenten? Om daar achter te komen volg je ook de lokale krantjes. Je wil weten wat er speelt, maar ook hoe de wijk georganiseerd is. Zijn er buurtverenigingen? Deze analyse helpt enorm bij je participatieplan.’

Janneke de Jong
Janneke de Jong, plv. directeur Directie Participatie: ‘In minder dan 24 uur tijd deelden 6303 mensen hun ervaringen en oordeel over de Belevingsvlucht Lelystad Airport. Het vliegtuig startte later dan gepland. Opvallend was dat vóór de start al 213 mensen de enquête hadden ingevuld, inclusief de beoordelingsvragen.’

Als een stap terug een stap vooruit is

Soms is er meer nodig dan het uitleggen van de maatregelen aan omwonenden. Dit was het geval na de Verkenning N35 Wijthmen-Nijverdal. Het doel van dat project was: de verkeersveiligheid over een lengte van 26 kilometer verbeteren door onder meer in- en uitritten en aansluitingen op te heffen. Omgevingsmanager Fred Tank merkte in het omgevingsproces dat er een breed gedragen geluid was voor verdergaande maatregelen om de N35 te verbreden en op plaatsen om te leggen. Echter, daarvoor was geen geld beschikbaar en belanghebbenden begrepen dat ook. De participatie heeft er wel toe geleid dat door bewoners aangedragen plannen op alle deeltrajecten overgenomen zijn.

De ruimte om de voorkeursvariant ter discussie te stellen is er niet altijd in projecten. Projectteams hebben te maken met het keurslijf van een scope, doorlooptijd en budget. In de keukentafelgesprekken ondervond hij dat maatregelen telkens ter discussie werden gesteld en dat deze minder effectief én inpasbaar waren, en bovendien minder draagvlak hadden. ‘Koste wat kost uitvoeren vonden wij niet de oplossing. De participatie heeft bij ons de plannen verrijkt en gemeentelijke bestuurders waren daardoor ook bereid om extra geld aan de maatregelen bij te dragen. Tot op het laatst was het spannend, maar alle neuzen gingen uiteindelijk naar dezelfde kant.’

Polarisatie

Weerstand en argwaan zijn serieuze problemen waar omgevingsmanagers mee te maken kunnen krijgen. In sommige projecten kan het zelfs tot polarisatie komen. Als alle stappen in een project bij voorbaat al tot wantrouwen leiden en elk wetenschappelijke onderzoek en rapport ter discussie wordt gesteld is het gebrek aan vertrouwen een grote hindernis. Notoire tegenstanders grijpen vervolgens alles aan om het project tegen te werken of te vertragen.

De directie Participatie adviseert in zulke gevallen in gesprek te blijven, maar ook de meer genuanceerde ‘stille’ middengroep op te zoeken. ‘Je ziet polarisatie terug in de scherpte van de meningen. Maar uit ervaring blijkt ook dat er een grote middengroep overblijft die niet polariseert en wel open blijft staan voor argumenten. Het is belangrijk om de participatie van deze middengroep intact te houden’, aldus Regien.

Achterliggende redenen

Mensen maken zich bezorgd over toenemende klimaatproblemen, overlast van vliegverkeer, dierenwelzijn en gezondheidsproblemen. Neem bijvoorbeeld Lelystad Airport. Ook een organisatie als Staatsbosbeheer loopt tegen deze zorgen aan bij het beheer van de Oostvaardersplassen en de reacties op het landelijk kapbeleid van bomen. Het advies van Regien is om je bij polarisatie te verdiepen in de achterliggende redenen. Welke emoties schuilen achter de tegenstand? ‘Vaak is het een gevoel niet gehoord of gezien te worden. Ook het gevoel geen regie te hebben over de eigen omgeving  kan tot boosheid leiden. Er is altijd een reden voor en het betekent dat je op een ander niveau het gesprek met elkaar moet opzoeken. Jezelf kwetsbaar opstellen kan hierbij een opening bieden. Je kunt bijvoorbeeld de vraag stellen waar die ander nou écht van wakker ligt.’

Congres Participatie: wetenschap en praktijk

De ministeries van IenW en BZK, en de Erasmus Universiteit organiseren op 4 november een ontmoeting over participatie. Participatie in de fysieke leefomgeving staat centraal en ervaringen uit de praktijk en wetenschappelijk onderzoek worden samengebracht.

Meer informatie: kennisknooppuntparticipatie@minienw.nl

Maatwerk

Een participatieproces komt altijd neer op maatwerk. Het begint met een gedegen analyse van hetgeen er nodig is in de omgeving en de hoeveelheid tijd die eraan besteed kan worden. Het is misschien een open deur, maar een goede relatie met de projectomgeving betaalt zich uiteindelijk altijd terug door een positievere inbreng. Het loont dus om hiervoor de tijd te nemen, ook als dit eerst een stap terug betekent. 

Meer informatie: Regien.Visser@minienw.nl 06 15 87 91 01

illustratie over participatie

11 Participatietips van Regien Visser

  1. Spreek niet zomaar de intentie uit om de inbreng van de omgeving serieus te nemen. Doe dat alleen als je dat echt gaat doen.
  2. Verdiep je in de omgeving, ga rondfietsen, loop over de markt, bezoek restaurants en voel wat er leeft. 
  3. Betrek alle relevante stakeholders en let erop dat zij ook de juiste vertegenwoordigers zijn van hun belangengroep. Leg ook contact met groepen die weinig tijd hebben of zich niet snel zelf melden.
  4. Maak een participatieplan dat recht doet aan de omgeving. Welke manier van raadplegen past bij de belangengroepen? Wethouder aan het woord? Werksessies en op flappen tekenen? Op de markt staan? Kies ook een passende toonzetting om deelnemers uit te nodigen.
  5. Voer netwerkgesprekken bij provincies, statenleden, gemeenten en andere betrokken instanties. 
  6. Bepaal vooraf welke ruimte er in het project is, om geen verwachtingen te wekken die je niet waar kunt maken.
  7. Geef waardevolle informatie en durf je als initiatiefnemer kwetsbaar op te stellen door concepten te delen. Dit kan mensen helpen een betekenisvolle bijdrage te leveren.
  8. Fouten in de informatie zijn ‘dodelijk’, herstel deze en communiceer hier open over.
  9. Zorg bij de overgang naar de volgende projectfase voor een ‘warme’ overdracht, door bijvoorbeeld een vaste omgevingsmanager aan te houden in het hele traject.
  10. Borg de gemaakte afspraken, zodat deze in de volgende fase niet over hoeven.
  11. Koppel terug hoe je de inbreng van participanten hebt gewogen en hebt meegenomen.