Om innovatie op het gebied van rivierbeheer echt een kans te geven, biedt Rijkswaterstaat samenwerkingspartners in contracten ruimte voor leer- en ontwikkelprojecten. Dit gebeurt binnen het programma Self Supporting River Systems (SSRS). In tien jaar tijd is deze aanpak uitgegroeid tot succesformule.

Het Nederlandse rivierengebied staat onder druk door klimaatveranderingen, krappe budgetten voor beheer en onderhoud én de vraag vanuit de samenleving om steeds meer in te spelen op actuele, lokale en toekomstige ontwikkelingen in de regio. Dit alles vraagt om een andere kijk op rivierbeheer. Daarom startte Rijkswaterstaat ruim tien jaar geleden met het programma Self Supporting Rivier Systeem (SSRS). Het doel van dit programma: concrete mogelijkheden zoeken en slimme samenwerkingen aangaan om te komen tot een betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam beheer van het riviersysteem: rivieren, oevers, dijken en uiterwaarden. 

Duurzaam oeverbeheer met begrazing

Elly en Harrie Jansen, schaapskudde de Belhamel

Een van de Leerruimtes is opgezet om te onderzoeken of begrazing met schapen een duurzaam alternatief kan zijn voor het maaien van rivieroevers. Deze pilot duurde vijf jaar. Elly en Harrie Jansen namen met hun schaapskudde de Belhamel het laatste jaar voor hun rekening. Door hun schapen langs acht kilometer oevers van het Twentekanaal te laten grazen, hoefde daar niet gemaaid te worden. Harrie: ‘In de leerruimte ontdekken we welke dingen een rol kunnen spelen in de keuze voor maaien of begrazen. Die delen we dan met onze samenwerkingspartners: Rijkswaterstaat, een ecoloog, BAM, Van den Herik en Deltares. Dat verliep goed. Yuri Wolf kwam bijvoorbeeld regelmatig langs om met ons te overleggen.’

Mooie inzichten

De samenwerking leverde mooie inzichten op. In vergelijking met maaien scoort begrazen hoog omdat het de biodiversiteit vergroot. Daarnaast biedt het meerwaarde voor de beleving van mensen die gebruikmaken van de omgeving. Maar ook veiligheid en kosten spelen een rol in de uiteindelijke beslissing. Harrie Jansen: ‘We ontdekten bijvoorbeeld hoeveel stikstof de schapen uitstoten en wat er kan gebeuren als de dieren onder hoogspanningsmasten in een zogeheten nachtvak lopen: een stuk grond afgezet met netten onder stroom. Ook drukte op de bestemmingsweg die door het begrazingsgebied loopt, is iets om rekening mee te houden.’ Wolf: ‘We weten nu wat de voor- en nadelen van begrazing zijn. Waarschijnlijk krijgt deze pilot een nog wel een vervolg in nieuwe leerruimtes.’

Flexibele kribben: steviger én duurzamer

Bas Reedijk, ingenieur BAM Infraconsult

‘De samenwerking is prettig. We zijn open en eerlijk, we hebben een gezamenlijk doel waarin alle partijen een aandeel leveren’

In 2019 startte binnen SSRS een leerruimte met kribben in de rivier. ‘In een nieuw onderhoudscontract werd specifiek om innovatie gevraagd’, vertelt ingenieur Bas Reedijk van BAM Infraconsult. ‘In een combinatie met Van den Herik stelden wij toen voor om flexibele kribben te ontwikkelen en Rijkswaterstaat ging daarmee akkoord.’ Samen met Deltares en Meteoor werkten de partijen deze innovatie uit. In de IJssel bij Kampen bouwden ze drie kribben op van speciale betonblokken, Xstream genoemd. ‘Omdat deze blokken in elkaar haken, is er minder materiaal nodig’, legt Reedijk uit. ‘Bovendien zijn ze herbruikbaar. Deze kribben zijn dus steviger én duurzamer. Inmiddels is ook al gebleken dat ze stabiel zijn en goed op hun plaats blijven liggen.’

Blokken hergebruiken

De herbruikbare blokken maken het mogelijk om de vorm van de kribben aan te passen. In de herfst verlengen de partijen een krib in de buitenbocht met blokken van de twee andere kribben in de binnenbocht. Reedijk: ‘We verlengen tot de lengte van de reguliere kribben in de IJssel om te testen of de lokale erosiekuilen bij de flexibele krib minder diep zijn dan normaal en of de flexibele krib de vaargeul goed op diepte houdt. Daarnaast onderzoeken we of deze kribben de dynamiek van de rivier kunnen verbeteren. De blokken bestaan voor 40 procent uit hard materiaal, 60 procent is holle ruimte. We verwachten dat veel visjes en waterplanten die holle ruimtes gaan vullen. Als we blokken uit de binnenbocht halen, ontdekken we of dat klopt. Dan kijken we samen met een ecoloog wat voor leven zich tussen en op de blokken bevindt.’

Interesse uit het buitenland

Er was vijf jaar nodig om overeenstemming te bereiken tussen de deelnemende partijen, te overleggen met alle belanghebbenden, vergunningen aan te vragen en afspraken te maken. Maar dat is het volgens de betrokkenen zeker waard. Reedijk: ‘De samenwerking is prettig. We zijn open en eerlijk, we hebben een gezamenlijk doel waarin alle partijen een aandeel leveren. En de flexibele kribben trekken de aandacht. Er hebben al twee buitenlandse partijen interesse getoond. Iedereen is bezig om – stap voor stap – meer toekomstbestendig te worden.’

Huizen verwarmen met rivierwater

Marja Hamilton, programmamanager SSRS

Marja Hamilton, programmamanager SSRS, is nauw betrokken bij het project Thermische energie uit Oppervlaktewater (TEO). ‘Rivieren zijn dragers van energie’, legt ze uit. ‘Je kunt er naast elektriciteit ook warmte uit halen. Voor wijken die dicht bij de rivieren liggen, kan het water dus een warmtebron zijn. Zo kan het een rol spelen bij het vervangen van aardgas in de warmtetransitie. Die ontwikkeling neemt op dit moment een grote vlucht, deels aangejaagd door de overheid. Het nieuwe van TEO is dat we onderzoeken hoe je dat organiseert: wie doet wat?’

Elkaar versterken voor de beste resultaten

De eerste pilot is in Zutphen. Onder de vlag van het publiek-private samenwerkingsverband Green Change kwamen de gemeente, het waterschap, woningbouwcorporaties, een lokaal energiebedrijf, Rijkswaterstaat en een energiemaatschappij hier bij elkaar. Hamilton: ‘Met deze partners zoeken we uit wat er precies nodig is om TEO succesvol te maken. Elke partner heeft een eigen ambitie, maar het gezamenlijke einddoel is betaalbare energie. In april 2021 tekenden we samen een intentieovereenkomst en vroegen we succesvol subsidie aan bij de provincie Gelderland. Deze gezamenlijke aanpak is een mooi voorbeeld van sociale innovatie: samen zoeken hoe we elkaar kunnen versterken om tot de beste resultaten te komen. Er is een goede vertrouwensrelatie ontstaan waarbij elk van de partners eigenaarschap toont.’

Het resultaat van alle inspanningen is dat de gemeente nu met een deel van de partners samenwerkingsovereenkomsten afsluit. Hamilton verwacht dat in 2026 de installatie in Zutphen operationeel is. Daarnaast lopen er inmiddels vergelijkbare projecten in Nijmegen, Arnhem en Tiel.

Leerruimte in contracten

Yuri Wolf, intrapreneur Rijkswaterstaat

‘Het bedrijfsleven wil innoveren, vooroplopen en meedoen met Rijkswaterstaat’

Om te zorgen dat innovatieve ideeën echt een kans krijgen om door te ontwikkelen tot praktische toepassingen in het rivierbeheer, heeft SSRS de zogeheten Leerruimte ontwikkeld. ‘Die Leerruimte nemen we als bijlage op in onze contracten met marktpartijen’, verduidelijkt Yuri Wolf, ‘intrapreneur’ bij Rijkswaterstaat, oftewel een werknemer die zich gedraagt als ondernemer. Hij vervolgt: ‘Met de Leerruimte bieden we de mogelijkheid om in leer- en ontwikkelprojecten op ons terrein te experimenteren, te onderzoeken en samen te werken met andere partners.’

Veel marktpartijen tonen interesse in de leer- en ontwikkelprojecten van SSRS. ‘Het bedrijfsleven wil innoveren, vooroplopen en meedoen met Rijkswaterstaat’, stelt Wolf. ‘Ook de andere partners zijn benieuwd wat er allemaal kan. Het komt regelmatig voor dat partners elkaar onderling vinden en gezamenlijk nieuwe projecten starten. Om samenwerking tussen al die partijen goed te laten verlopen, volgen we een aantal belangrijke basisprincipes: transparantie, proportionaliteit, objectiviteit en gelijkheid. De partners doen mee op vrijwillige basis en kunnen ook weer uitstappen.’

Samenwerken

Wolf vervolgt: ‘Partners werken samen via een ketenbenadering en sluiten een samenwerkingsovereenkomst. Niet iedereen draagt hetzelfde bij. Sommige partners leveren kennis, andere leveren materieel, tijd, werk of geld. We tellen de kosten van een project bij elkaar op en dan maken we een financiële verdeelsleutel: wie draagt wat waaraan bij? Rijkswaterstaat neemt 40 tot 50 procent voor zijn rekening, 10 tot 20 procent is subsidie en de resterende 30 tot 50 procent komt van het bedrijfsleven.’

Natuurlijk verloopt de samenwerking niet altijd vlekkeloos. ‘Maar zonder wrijving geen glans’, vindt Wolf. ‘Het duurt soms langer dan gewenst voor er een overeenkomst is, maar uiteindelijk werpt het zijn vruchten af.’ In de afgelopen tien jaar is binnen de Leerruimtes bijvoorbeeld gewerkt aan duurzaam oeverbeheer, flexibele kribben, houten schermen in de rivier, slib als bodemverbeteraar en energie uit oppervlaktewater.