De hele betonketen van binnenuit verduurzamen, dat is het doel van het Betonakkoord. Voorzitter Jacqueline Cramer en Rob van Gijzel, voorzitter van branchevereniging Betonhuis, maken na anderhalf jaar de balans op. ‘We zijn op stoom, maar er is nog veel innovatie nodig om onze doelen te halen.’
In het Betonakkoord hebben partijen uit de volle breedte van de betonsector afgesproken om samen te werken aan verduurzaming. De focus ligt op het terugbrengen van de CO2-uitstoot, circulair werken en biodiversiteit. ‘De sfeer is goed en we werken echt samen’, vertelt onafhankelijk voorzitter Jacqueline Cramer enthousiast. ‘Om de doelen van het Klimaatakkoord te halen, moeten we tempo maken, maar we zijn op tijd begonnen en hebben iedereen van begin af aan meegenomen. Zo komt niemand voor verrassingen te staan. We zijn daarmee een voorbeeld voor andere sectoren.’ Voorzitter Rob van Gijzel van branchevereniging Betonhuis is het hiermee eens. ‘We zijn de enige sector die zo’n brede deal heeft gesloten. Ik merk dat onze leden heel bewust bezig zijn met duurzaam, veilig en schoon werken. Ledenvergaderingen over duurzaamheid zitten ook altijd ramvol.’
Uitvragen op doelstellingen
Tijdens haar presentatie op de Betondag – die op 14 november 2019 plaatsvond – vertelde Cramer dat een kopgroep al op stoom is om de doelen van het Betonakkoord te halen. ‘We zorgen ervoor dat publieke opdrachtgevers vanaf 2022 minimaal uitvragen op de afgesproken doelstellingen. Dit betekent dat marktpartijen op de hoogte moeten zijn van de ontwikkelingen, zodat ze beter kunnen scoren bij aanbestedingen. Uiteraard hoeven niet alle bedrijven zelf actief te participeren in de zeven uitvoeringsteams van het Betonakkoord. Deze teams zorgen ervoor dat alle instrumenten en methodieken binnen twee jaar worden ontwikkeld. Zo is er al een tool ontwikkeld om circulair te ontwerpen voor beton. Die is nu al voor iedereen online beschikbaar.’
Regels aanpassen
‘In eerste instantie aarzelden betonfabrikanten wel om mee te doen aan het Betonakkoord,’ vertelt Van Gijzel. ‘Het plan leek niet goed doordacht. Neem de berekening van de CO2-uitstoot. In Nederland gebruiken we om beton te maken kalksteen uit Maastricht, vaak gemengd met slakken en vliegas uit respectievelijk de staalproductie en de kolencentrales. De betonsector veroorzaakt door het gebruik van die reststoffen een relatief klein deel van de Nederlandse CO2-uitstoot: 3% in vergelijking met 6% Europees en 9% wereldwijd. Maar de kalksteenwinning in Limburg is gestopt en de slakken en vliegas komen niet of nauwelijks nog beschikbaar, doordat centrales sluiten en de staalindustrie overgaat op andere productieprocessen. Gevolg is dat we straks volledig afhankelijk zijn van de import van cement. Volgens de Europese regels wordt de CO2-uitstoot dan toegerekend aan de landen waar we het cement vandaan halen, zodat we straks zelfs 0% uitstoot kunnen halen. Dit zorgt ervoor dat bedrijven zelf geen invloed hebben op criteria als de MilieuKostenIndicator (MKI) en de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG), waar in aanbestedingen op wordt gestuurd. Daarom hebben wij gepleit voor een Europees programma om dit soort regels aan te passen. We zijn blij dat dit nu in het Betonakkoord is overgenomen.’
Rijkswaterstaat steunt het Betonakkoord
Betonproductie en -verwerking zorgt voor een aanzienlijk deel van de CO2-uitstoot die wordt veroorzaakt door de werkzaamheden van Rijkswaterstaat. Tegelijkertijd heeft beton veel voordelen: het is sterk en veilig, biedt veel vormvrijheid en een lange levensduur. Daarom heeft Rijkswaterstaat beton als één van de vier materiaalstromen benoemd voor een fors verduurzamingstraject. Volgens Henrik Hooimeijer, directeur techniek en technisch management bij Rijkswaterstaat Grote Projecten en Onderhoud, sluit het Betonakkoord hier goed bij aan. ‘Om onze gezamenlijke doelen te halen, moet de hele betonketen in beweging komen. Als grote opdrachtgever nemen wij daarin graag onze verantwoordelijkheid. Om de CO2-uitstoot terug te dringen, zullen we in onze aanbestedingen bijvoorbeeld sturen op een steeds lagere MilieuKostenIndicator (MKI) – in afstemming met alle partijen binnen het Betonakkoord.’
Innovaties uitwerken en valideren
Hooimeijer onderkent dat innovatie nodig is om aan de kabinetsdoelstellingen te voldoen. ‘Ook als opdrachtgever hebben we daarin een belangrijke rol. Wij zullen op korte termijn dan ook experimenteerruimte moeten bieden. Met het eerder dit jaar gelanceerde Innovatieloket helpt Rijkswaterstaat marktpartijen om kansrijke innovatievoorstellen verder uit te werken. En bij het betonvalidatieloket werken we samen met andere opdrachtgevers om innovaties te beoordelen. Zo kunnen we als opdrachtgevers kennis, kunde en capaciteit bundelen. En opdrachtnemers hoeven maar één validatietraject te doorlopen voor alle opdrachtgevers. Dit scheelt veel tijd en geld én het kan de implementatie van innovaties versnellen.’
Innoveren in drie stappen
Cramer vult aan dat er nog veel innovatie nodig is om de doelen van het Betonakkoord te halen. ‘Zo heeft het uitvoeringsteam “Roadmap CO2-reductie” berekend dat het met bestaande technologie niet lukt om de CO2-uitstoot voor 2030 met 49% te verminderen. Daarom zetten we innovatiegelden in, bijvoorbeeld vanuit de Klimaatenvelop. Ook werken we via onder meer het Bouw Techniek en Innovatiecentrum (BTIC) samen met overheden, kennisinstellingen en marktpartijen aan een drietrapsraket. Ten eerste zetten we bewezen innovaties, die nu al toegepast kunnen worden, op een lijst. Daarnaast gaan we experimenteren met technieken die wel beschikbaar zijn, maar nog niet voldoende zijn getest. Deze tests zetten we gecoördineerd uit, zodat publieke opdrachtgevers niet allemaal dezelfde techniek testen. Succesvolle technieken kunnen dan vanaf 2022 worden ingezet. Tot slot werkt het BTIC aan écht nieuwe oplossingen. Deze zullen naar verwachting pas over zes tot acht jaar leiden tot toepasbare resultaten. Daarna kunnen ze bijvoorbeeld worden overgenomen in het Bouwbesluit. We gebruiken de resultaten uiteraard ook voor vernieuwing van het bouwonderwijs.’
Slimmer bouwproces
Van Gijzel vindt dat er ook moet worden nagedacht over een slimmer, efficiënter en goedkoper bouwproces. ‘Nu wil iedereen alles uniek ontwerpen. Dat is duur en zorgt voor veel faalkosten. In de bouw werken we daarnaast veel buiten, waardoor we last hebben van de weersomstandigheden. We moeten daarom veel meer standaardiseren en industrialiseren met bijvoorbeeld kant-en-klare prefabconcepten uit de fabriek. Zo kun je een brug opbouwen uit vaste componenten, wat hergebruik ook weer gemakkelijker maakt.’ Belangrijk is volgens Van Gijzel dat ook de hiërarchie in de keten wordt doorbroken. ‘Bij materialenleveranciers zit bijvoorbeeld veel kennis die we nu niet gebruiken, terwijl je in het ontwerp al rekening kunt houden met materiaalmogelijkheden. Om zulke veranderingen voor elkaar te krijgen, moeten meer opdrachtgevers en overheden het Betonakkoord steunen met middelen en mensen. Zij zijn nu ondervertegenwoordigd, al is Rijkswaterstaat een positieve uitzondering. Opdrachtgevers en overheden zouden juist de regie moeten nemen en ook moeten zorgen voor een eerlijke vergelijking met andere bouwmaterialen, zoals staal, hout en kunststof. Verduurzamen moeten we echt samen doen!’