“Met elkaar aan de voorkant een open dialoog aangaan”
Met het van kracht worden van de Omgevingswet verschuiven er over en weer taken en bevoegdheden op het gebied van bodemsanering en grondwaterbescherming tussen provincies en gemeenten. Hoe gaan deze decentrale overheden daarmee om? Een gesprek met Jasper Lackin van de provincie Overijssel en Ab Brand van de gemeente Zwolle.
Lackin: Je ziet dat gewone saneringstaken die bij een paar grote gemeenten en de provincie lagen, overgaan naar de gemeenten. Zij moeten een integrale visie maken ten aanzien van de gehele leefomgeving en alle opgaven die daar spelen.” Ab Brand van de gemeente Zwolle. Wij hadden de ‘bevoegd gezag’-taken al langer overgenomen van de provincie. Dat is voor ons in feite niet zo spannend. Maar als het gaat om de bescherming van het grondwater, verschuiven er juist taken van gemeente naar provincie die daar instructieregels voor mag geven. Daarvan hebben we proactief gezegd: provincie laten we eens om de tafel zitten en samen kijken hoe we die thematiek het best aan de vork kunnen prikken.”
Omgevingswet vraagt intensievere vorm van samenwerking
Het beleid ten aanzien van grondwater moet in lijn zijn met de Kaderrichtlijn Water (KRW), maakt Lackin duidelijk. “Daarover moeten we via een landelijk loket rapporteren richting EU. We hebben een deel van de informatie die daarvoor nodig is zelf in huis, maar een heel belangrijk deel zit straks niet meer bij ons, maar bij de gemeente. Alleen al dat vraagt om een intensievere vorm van samenwerking, waarin we slim met elkaar kunnen schakelen. En in die dialoog weeg je elke keer weer gezamenlijk af wie het best welke taak kan oppakken en wie het best de regels voor kan schrijven en welk instrument daarvoor het meest geschikt is. Is dat bijvoorbeeld het omgevingsplan van de gemeente, of de omgevingsverordening van de provincie?
Redeneren vanuit de opgave
Brand haakt aan: “Binnen de Omgevingswet kijk je dus niet meer sec naar de vraag ‘wie is waarvan?’, maar redeneer je veel meer vanuit de opgave en de collectieve verantwoordelijkheid: wat moet er gebeuren en wie kan dat het beste doen? Dat betekent ook dat je meer dan voorheen aan de voorkant een open dialoog moet zoeken met de andere overheden.”
“Dat gesprek aan de voorkant maakt het ook beter mogelijk om allerlei zaken aan elkaar te knopen”, zegt Lackin enthousiast: “Het gaat er niet om een opgave – zoals bodemverontreiniging – als geïsoleerd probleem aan te pakken, maar dit in samenhang te doen met opgaven op het gebied van bijvoorbeeld bodemenergie, of klimaatadaptatie. De vraag die we elkaar moeten stellen ten aanzien bodem en ondergrond is dus: wat willen we eruit halen? Met een dergelijke aanpak is Zwolle op een heel verfrissende manier aan de slag.”
Gebiedsgericht grondwaterbeheer
Zwolle is als een van de eerste gemeenten aan de slag gegaan met gebiedsgericht grondwaterwaterbeheer. Brand: “Onze ervaring is dat het koppelen van de problematiek op het gebied van bodemverontreiniging en grondwater aan ruimtelijke planvorming, leidt tot een versnelling van bodemsanering. Als je je alleen op het saneren richt, dan kost dat alleen maar geld uit het saneringspotje. Maar ruimtelijke ontwikkelingen genereren geld; het is een vliegwiel, waarmee de saneringsoperatie in een versnelling komt. In Zwolle krijgt dat concreet vorm doordat ontwikkelaars alleen de bovenste bodemlaag hoeven aan te pakken. Voor de rest kopen ze voor een vast bedrag de verantwoordelijkheid af bij de gemeente die daarmee verantwoordelijk wordt. Zo weet een ontwikkelaar precies waar hij aan begint.”
Mensenwerk
Er komt met de omgevingswet veel op gemeenten af, zegt Lackin. Zwolle is een grotere gemeente die al wat verder is. Maar kleinere gemeenten hebben het soms wat lastiger. Ik vind dat best spannend. Niet in de laatste plaats omdat het mensenwerk is, terwijl er niet zo heel veel mensen beschikbaar zijn. Dat maakt het tegelijkertijd juist erg belangrijk om dingen gezamenlijk te doen. Gemeenten kunnen elkaar daarbij ondersteunen en dat zien we in Overijssel gelukkig ook gebeuren. Daarnaast reiken wij zelf vanuit het traject Afronden, Overdragen en Voorbereiden (AOV) handvatten aan waarmee gemeenten zich kunnen voorbereiden op de Omgevingswet.”
Integraal denken – zoals de Omgevingswet dat voorstaat – is ook mensenwerk, benadrukt Brand. “We praten daar wel eens iets te gemakkelijk over: ‘voortaan doen we het integraal’. Dat betekent wel dat je je eigen werkwijze – waarop je misschien al wel 30 jaar aan de slag bent – los moet laten, net als het denken in sectorale belangen. Dat wordt een heel uitdagende ontdekkingstocht. Mij geeft het in ieder geval erg veel energie om daar mee aan de slag te gaan.”