Na de implementatie van effectrapportage in de Nederlandse wetgeving in 1987 telde Rijkswaterstaat al snel 25 mer-projecten per jaar. “Dat was pionieren, want niemand had ervaring. Geen wonder dat het resultaat in het begin wisselend was”, herinnert Hannah Ietswaart zich over de beginjaren. Mer-makers zaten te springen om handvatten. Als eindredacteur van de eerste nummers van MER-nieuws ging het Hannah vooral om het uitwisselen van véél kennis en ervaringen om betere MER-en te kunnen maken.

De mijlpaal van Hannah Ietswaart

Het Texelberaad bij afsluiting Dijkversterking Texel. 

Het Texelberaad ging over de toekomst van waterveiligheid. De aanleiding was de afronding van de dijkversterkingen op het waddeneiland. Dit riep de vraag op: kunnen we nog een veel grotere impact op de toekomst van waterveiligheid maken? Daarom werden professionals uit de wetenschap, bestuur en praktijk uitgenodigd om een dag lang het hoofd te breken over de hoofdvraag: Hoe bepalen we de veerkracht van innovaties? Op zoek naar tipping points in de wadden. 

Hannah: “De Prins Hendrik Zanddijk is een dijkversterking die in totaal 15 jaar duurt. Er liggen nu toekomstgerichte oplossingen en een zandmotor. Een succes van dit project is de mooie samenwerking tussen opdrachtgever, opdrachtnemer en de omgeving. Alle reden om deze samenwerking groots af te sluiten tijdens het Texelberaad. Ondanks allerlei wijzigingen inclusief een heel nieuw tracé voor een dijkvak tijdens de uitvoeringsfase, is het gelukt de dijkversterking binnen tijd en geld te realiseren.”
 

Hannah Ietswaart

1994-1998
Toen: mer-adviseur en eindredacteur 
Nu:  Eigen adviesbureau Duende Uitvoeringskracht, gespecialiseerd in samenwerking tussen teams en organisaties 
 

Hoe landde milieueffectrapportage binnen Rijkswaterstaat?

“De verantwoordelijkheid voor mer hing een beetje tussen de ministeries van VROM en LNV in. VROM stelde de Commissie voor de mer in als onafhankelijke toetsorganisatie. De Dienst Weg- en Waterbouwkunde, tegenwoordig WVL, stelde zich voor de uitvoering in die periode op als adviseur richting de regionale diensten van Rijkswaterstaat. Daarmee werden de rollen duidelijker. Rijkswaterstaat zat meteen midden in de grote projecten, denk aan uitwijkhavens, de nieuwe snelweg A73 en de verbreding van de A2. Het was zoeken hoe het moest.”

Lukte het om grip te krijgen op de aanpak? 

“Bij de DWW gingen we nadenken over kwaliteitsverbetering, omdat we ons de kritiek van de  Commissie voor de mer aantrokken dat onze MER-en in de begintijd niet altijd het gewenste kwaliteitsniveau hadden. We vonden dat Rijkswaterstaat wel een zekere standaard hoog te houden had. Ondertussen vonden de regionale diensten het hele mer-gedoe maar niks. De toets van de Commissie was dan wel een verplicht hoepeltje, maar in de regio was de stemming dat de DWW-voortoetsers niets over hen te vertellen hadden.”

Hoe kregen jullie meer draagvlak? 

“We gaven cursussen en brachten handleidingen en reeksen uit om het kennispeil te verhogen. Ook kwamen we als DWW met een interne voortoets. Alle afdelingen moesten hun concept-MER naar de DWW sturen, waarna we de kwaliteitsbeoordeling met verbetersuggesties weer terugstuurden. Uiteindelijk ging iedereen wel de meerwaarde inzien van een goede kwaliteitstoets. Ook gingen projectleiders werk maken van een startnotitie en gaandeweg namen ze de inspraak ook serieus. Na een aantal jaar merkten we dat het allemaal veel soepeler ging lopen.” 

Wat was de rol van MER-nieuws daarin?

“Ja, je moet je realiseren dat Rijkswaterstaat nog in het papieren tijdperk werkte. Alle rapporten en post werd geprint en bestanden werden soms op een floppy verstuurd. Onderling informatie uitwisselen tussen projecten en regionale diensten ging moeizaam, want niet iedereen had internet en e-mail. Je had bibliotheeksystemen met fiches en vakbladen die rouleerden in een vast schema over de afdeling met een doorlooptijd van een week of 7. MER-nieuws had – in die context – een spilfunctie om mer-betrokkenen beter te informeren en ook de praktische informatie te bundelen. Zo ontstond er een vorm van kennisuitwisseling over mer. We hadden bovendien in de begintijd een wijdvertakt netwerk van correspondenten. Daar was echt behoefte aan.”

Wat kwam er zoal in MER-nieuws?

“Items gingen over de ter inzageleggingen, cursussen, een verschenen handboek, noem maar op. Sommige redactieleden leverden een artikel aan over een project uit hun regionale dienst. We plaatsten wat foto’s en af en toe hadden we een getekende illustratie. Een groot succes was het inlegvel met daarop een overzicht van alle lopende mer-projecten en hun mijlpalen, inclusief telefoonnummer van de projectleider. Iedereen prikte dat op z’n werkplek aan de muur, zodat je zo nodig de projectleider kon bellen. Dat projectoverzicht hadden we nodig om de voortoetsen in te plannen. Adviesbureaus waren er ook erg blij mee, omdat ze dan wisten welke aanvragen hun kant op kwamen en wie ze daarvoor moesten bellen.”

MER-nieuws 8, maart 1997; Leesbaarheid mer

Was de omgeving van meet af aan een item?

“Er waren wel studies gedaan over hoe je de omgeving kon betrekken. Daaruit ontstonden allerlei methodes, zoals een belevingsonderzoek of infralab. Omdat het belang van de omgeving niet strikt opgenomen was in de wet, gingen projecten er vrijblijvend mee om. Het toeschrijven naar een oplossing in de startnotitie was niet de bedoeling. Maar dat gebeurde natuurlijk wel. Vooral in de keuze van alternatieven zat veel sturing naar een bepaalde uitkomst. Een belangrijk onderdeel in de begintijd was het Meest Milieuvriendelijk Alternatief, dat overigens zelden gekozen werd, maar er wel voor zorgde dat de andere alternatieven ook milieuvriendelijker werden.”

Waarom was overstappen naar een journalist nodig voor het schrijven van een intern blad?

“Omdat het werkveld zo in opbouw was had de afdeling het smoordruk. Lezers gingen meer nieuws en kwaliteit verwachten. Uitbesteden was toen al een gedragslijn. Toen de kans voorbij kwam om een journalist in te huren bleek het een schot in de roos. Iedereen kon beter zijn verhaal kwijt. Opvallend was dat een externe journalist beter dan wij DG’s en opiniemakers in het blad kon krijgen. Dat was ons zelf nooit gelukt.” 

Hoe zie je de betekenis van MER-nieuws in het werkveld? 

“Tja, het begon eigenlijk als een blaadje, maar het verscheen wel op het goeie moment. Ook door de Commissie voor de mer en adviesbureaus werd MER-nieuws als een kwaliteitskrant gezien. Het toenmalige Tracé/mer-centrum kreeg door de brede verspreiding van MER-nieuws ook bekendheid. Het was een soort visitekaartje, dat er zeker aan bij droeg dat de kwaliteit van mer hoger werd. Rijkswaterstaat was zelf een grote speler en heeft er indirect voor gezorgd dat andere overheden betere besluiten gingen nemen. Toen we net begonnen hadden we nog geen informatierevolutie gehad. Het is nu niet meer goed te beseffen hoe belangrijk een blad als MER-nieuws was voor mensen om vakkennis op hun bureau te krijgen. Die rol is nu anders, maar het is zeker niet te onderschatten hoe belangrijk kennis is.” 

MER nieuws 1 - april 1995