Duurzaamheid is een integraal onderdeel van ál het werk van Rijkswaterstaat. Voor planuitwerkingen van infrastructuurprojecten geldt dat deze CO2-impact hebben, energie verbruiken én materiaal kosten. De dienst Water, Verkeer & Leefomgeving (WVL) biedt ondersteuning aan projecten voor de uitwerking van duurzaamheid. Henriette Stoop van Rijkswaterstaat WVL licht toe hoe duurzaamheid in het project een plek krijgt.
Voor duurzaamheidsthema’s geldt over het algemeen dat weinig harde normen beschikbaar zijn. Toch wordt dit thema in verkenningen en planstudies inmiddels steeds beter verankerd. Maar goed ook, want het is van wezenlijk belang dat opdrachtgevers en projectleiders samen optrekken om duurzaamheid echt onderdeel van het project te laten zijn, benadrukt Henriette Stoop van WVL. ‘Dat begint al bij de fase van opdrachtverlening, bij het opstellen van het plan van aanpak en bij de offerte.’
Richtinggevende opdrachtformulieren
Als hulpmiddel voor deze fase heeft het ministerie van IenW – voor beleidskern, ProRail en Rijkswaterstaat – richtinggevende opdrachtformulieren ontwikkeld. Niet de teksten uit de formulieren staan voorop, maar het gaat het er nadrukkelijk om dat de formulieren worden gebruikt om een goed gesprek aan te gaan tussen de opdrachtgever bij de beleidskern en de projectmanager.
De 5 duurzaamheidsthema’s van het MIRT
In de vernieuwde spelregels van het MIRT (november 2016) is duurzaamheid integraal onderdeel van de Werkwijze geworden. Het begrip duurzaamheid is ingevuld met de volgende 5 thema’s:
1. Klimaat (CO2) en energie
Voorbeeld: informeer bij projectleider Regionale Energie Strategie naar energieopgave en plannen in het gebied.
2. Circulaire economie
Voorbeeld: verken hoe bestaande materialen uit het gebied gebruikt kunnen worden.
3. Klimaatadaptatie
Voorbeeld: zoek samen met andere overheden naar gezamenlijke kansen voor vergroening en mogelijkheden om water vast te houden
4. Duurzame mobiliteit
Voorbeeld: Onderzoek ook de CO2-impact van verschillende varianten.
5. Gezonde leefomgeving
Voorbeeld: zorg voor een leefomgeving die uitnodigt om te wandelen en te fietsen.
Welke keuze in welke fase
Henriette benadrukt dat projectteams zich ervan bewust moeten zijn in welke fase welke keuzes gemaakt kunnen worden. ‘Vóór de voorkeursbeslissing kun je keuzes maken over het vraagstuk: ‘Doen we de duurzame dingen?’ En na de voorkeursbeslissing over de vraag: ‘Doen we de dingen duurzaam?’ In de planfase kun je de modaliteitkeuze niet meer veranderen. Maar dat is wel de fase waar de bepalende keuzes gemaakt worden voor het energieverbruik, een klimaatbestendig ontwerp en circulariteit. Ook is de planuitwerking een goede fase om met de omgeving in gesprek te gaan over welke duurzaamheidskansen er zijn. Bijvoorbeeld voor fietsmaatregelen of energieopwekking. Dit kun je vervolgens ook meenemen in het ruimtelijke besluit. De omgevingswijzer is een bruikbaar middel om deze kansen op te halen.’
Circulair viaduct Reevesluis Kampen
Rijkswaterstaat, aannemer Van Hattum en Blankevoort en prefab-bouwer Consolis Spanbeton bouwden onlangs het eerste circulaire viaduct van Nederland. Het viaduct wordt momenteel getest door werkverkeer bij de bouw van de Reevesluis. Als het viaduct niet meer nodig is op het werkterrein, zijn de betonnen elementen op een andere locatie herbruikbaar. De innovatie was mogelijk door samenwerking binnen de keten van opdrachtgever, bouwer en leveranciers.
Gezondheid samen oppakken
Invulling geven aan ‘gezondheid’ is nog lastig, constateert Henriette. Toch neemt het thema Gezondheid alleen maar in belang toe. Inmiddels pleit de Wereldgezondheidsorganisatie voor een strengere norm voor gezondheidseffecten. Volgens haar ligt de sleutel in een goede combinatie van ontwikkelingen. ‘Bouw je een tunnel, dan verwacht je hoge concentraties van stikstof bij de uiteinden van de tunnel. Het ligt dan voor de hand om daar geen school te bouwen, maar bomen zouden hier wel goed passen om de effecten te verminderen. De ruimtelijke inrichting van een gebied biedt veel kansen.’ Kansen benutten vraagt om gesprekken met medeoverheden, stelt ze. Vooral als het gaat om ontwikkelingen in dicht stedelijk gebied. ‘Een gegeven is dat ook het beperken van uitstoot zelfs onder de normen nog steeds winst oplevert voor de gezondheid. Dit zijn bij uitstek onderwerpen die je samen met gemeenten en gezondheidsdiensten kunt oppakken. Zeker als het gaat om een gebied met veel omwonenden, doe je daar goed aan.’
Afweegkaders
Naast meer scherpte in de opdrachtverlening kunnen de duurzaamheidsthema’s beter verankerd worden door ze in de afweegkaders op te nemen, zegt Henriette. ‘We vragen de projectmanager om dit in de ontwerpvarianten zichtbaar te maken, ook al is er voor CO2 geen wettelijke norm. Zijn er nauwelijks CO2-effecten in een alternatief of variant? Maak dit dan ook duidelijk in de effecten.’ Concreet betekent dit dat de opdrachtgever dit al in de opdracht moet verwerken, waardoor het in de besluitvorming afgezet kan worden tegen het oplossend vermogen van het bereikbaarheidsprobleem. Henriette: ‘Stel dat beide alternatieven evenveel probleemoplossend vermogen hebben, en het ene alternatief veel CO2-uitstoot veroorzaakt en het andere niet, dan kan CO2-uitstoot in de beslissing doorslaggevend zijn.’
De opvatting van WVL is dat duurzaamheid en leefomgeving meer aandacht moeten krijgen in de bestuurlijke gesprekken over ambities. Henriette adviseert daarom om hierover juist in vroege fases van projecten, zoals de MIRT-verkenning met bestuurlijke partners en mede-opdrachtgevers in gesprek te gaan.
Meer informatie: Rijkswaterstaat WVL verduurzamingmirt@rws.nl
Instrumenten voor duurzaamheid in MIRT
De Spelregels MIRT bevat de met de Tweede Kamer afgesproken beslisinformatie voor infrastructuurprojecten. Bij de herziening van de spelregels in 2016 is duurzaamheid een integraal onderdeel geworden. Toen is ook de handreiking verduurzaming MIRT aangekondigd. Hierin is duurzaamheid uitgewerkt in de 5 hierboven genoemde thema’s. Samen met de richtinggevende opdrachtformuleringen geeft de handreiking opdrachtgevers en projectmanagers aanknopingspunten om duurzaamheid integraal in MIRT-projecten en -programma’s mee te nemen.