Het vijfjarige programma Duurzame Leefomgeving heeft in de eerste 2 jaar na de start alleen maar aan maatschappelijke relevantie gewonnen. Zoals de programmanaam al aangeeft gaan duurzaamheid en leefomgeving nadrukkelijk hand in hand. HID Peter Struik gaat in dit interview in op de ontwikkelingen. Zo verwacht hij bijvoorbeeld dat de beschrijving van milieueffecten verschuift naar kansen voor de leefomgeving.
Duurzaamheid is een breed begrip. Waar richt het programma zich op?
‘Om duurzaamheid hanteerbaar te maken heeft Rijkswaterstaat 3 thema’s gekozen waarop we koploper willen zijn. Dat zijn energie en klimaat, circulaire economie en duurzame gebiedsontwikkeling. De komende jaren willen we hier een impuls op geven. Natuurlijk zijn er nog veel andere thema’s waarop we als organisatie worden bevraagd. Deze komen ook aan bod, maar dan in ons normale instrumentarium, zoals de omgevingswijzer. Andere thema’s binnen de leefomgeving zijn ons dagelijkse werk. Die worden als onderdeel van veiligheid, inpassing, geluid, lucht, gezondheid of sociale veiligheid meegenomen.’
Welke opgave ligt er voor ons?
‘In 2030 wil het ministerie van IenW klimaat- en energieneutraal zijn. We willen samen met de markt bereiken dat we 50% minder primaire grondstoffen gebruiken en dat we circulair werken in alle projecten van Rijkswaterstaat. Circulair werken houdt in: grondstoffen hoogwaardig hergebruiken en zo min mogelijk afval produceren. In 2050 willen wij 100% circulair zijn. Daarnaast hebben we de ambitie onze opdrachten klimaatneutraal te laten uitvoeren om ook daarmee bij te dragen aan het recent gesloten klimaatakkoord.’
Speerpunten Duurzaamheid vanuit Rijkswaterstaat
• Energie en klimaat
• Circulaire economie
• Duurzame gebiedsontwikkeling
Wanneer ben je zelf tevreden?
‘Dit zijn de cruciale jaren om het verschil te maken. Over 2 of 3 jaar moeten wij de vraag of Rijkswaterstaat duurzaam werkt gewoon met ‘ja’ kunnen beantwoorden. Duurzaamheid zit dan verankerd in de scope, werkwijzer, afwegingen, instrumentarium en monitoring. Daarmee wordt duurzaamheid in al het werk als vanzelfsprekend meegenomen en houden RWS’ers in hun dagelijks werk rekening met de effecten van hun handelen op klimaat en energie, en op het verbruik van grondstoffen. Het zou fijn zijn als de markt en Rijkswaterstaat elkaar logisch aanvullen als partner voor duurzame infrastructuur. Op de Marktdag van Rijkswaterstaat begin dit jaar gaf al 80% van de deelnemers aan dat zij Rijkswaterstaat als een duurzame organisatie ziet. We gaan voor de honderd.’
Wat betekent het windmolenpark op de Maasvlakte voor de overige energiedoelstelling in de aanlegprojecten?
‘Met dit grootschalige project voldoen we grotendeels aan onze taakstelling voor een energieneutraal netwerk. Maar met alleen dit windmolenpark zijn we er niet. Net als voor woningen geldt: de energie die je niet gebruikt, hoe je niet op te wekken. We blijven dus inzetten op het besparen van energie, bijvoorbeeld door het installeren van LED-verlichting langs de snelweg. Wanneer je naar de toekomst kijkt, moet je ook duidelijk hebben hoe je in je project zo weinig mogelijk energie gebruikt en daarnaast kunt bijdragen aan de energieopgave van Nederland. Ik verwacht dat alle RES-gebieden (Regionale Energie Strategie) ook naar het areaal van Rijkswaterstaat zullen kijken voor hun regionale opgave. Daar bereiden we ons breed op voor en leren we van een aantal grote energie-projecten die we in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat uitvoeren.
Wat zijn nou echt de grote kansen voor Rijkswaterstaat?
‘Denk aan IJsseloog en baggerdepot Slufter, waar je drijvende zonnepanelen kunt plaatsen. Daar is ruimte op een plek waar weinig mensen er last van hebben. En langs de A6 bij Almere-Lelystad is het plaatsen van zonnepanelen in de brede middenberm ook interessant om naar te kijken. Let wel: dit soort initiatieven nemen we nu vooral om leerervaring op te doen, zodat we klaarstaan voor het toekomstige energievraagstuk. Dat doen we samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en het Rijksvastgoedbedrijf.’
Areaalstrategie in de maak
Rijkswaterstaat CD en WVL werken aan een areaalstrategie voor het maken van integrale en duurzame afwegingen voor bijvoorbeeld uiterwaarden, bermen, stedelijk gebied of landelijk gebied.
Hoe kun je duurzaamheid goed invullen in planvormingsprojecten?
‘Harde indicatoren voor duurzaamheid zijn er nog niet voldoende. We zijn bezig die uit te werken. Wel weten we welke kant we op willen. Voor nu geldt dat je als organisatie grotere ambities kunt realiseren door per project de kansen aan te grijpen en je te richten op kwalitatief goede prestaties. Als je vanaf het begin een scherp oog hebt voor kansen voor duurzaamheid, kom je samen tot een plan dat steviger, integraler en meer gedragen is door de omgeving. De omgevingswijzer geeft een basis voor een gesprek over de aspecten van duurzaamheid, waardoor je tot maatwerk kunt komen. Let wel: dat doen we altijd samen met de omgeving. Dat verrijkt onze plannen en gaat verder dan alleen duurzaamheid.’
Welke mogelijkheden bieden lopende projecten nog?
‘Ook als je project al langer loopt dan zijn er kansen voor bijvoorbeeld energie en circulaire economie. Maar dat weet je pas, als je goed naar je project en de omgeving kijkt. Dat kan je in je project organiseren door steeds kritisch te kijken naar welke kansen er liggen: ga uit van wat er mógelijk is en ga in gesprek met je opdrachtgever over de mogelijkheden. Ben je al in de fase dat er een aannemer gezocht wordt? Dan kun je inschrijvers via BPKV (beste prijs kwaliteitsverhouding) vragen om bij de uitvoering duurzame materialen te gebruiken en CO2 te besparen. Steeds vaker komen aannemers trouwens zélf met plannen om een project te verduurzamen. Door samen in gesprek te gaan, kan je die kansen verzilveren. Daar is vaak ruimte voor in het contract.’
Wat betekent circulair werken concreet binnen infrastructuurprojecten?
‘Circulair werken kan bijvoorbeeld door “werk met werk” te maken. Gebruik je grondstoffen uit het gebied dan spaar je vervoersbewegingen uit. De nadruk ligt daarbij op zelfvoorzienend zijn en hergebruik. Zo zijn de materialen van een gesloopt districtskantoor van RWS in Terneuzen gebruikt voor een nieuwe kinderkliniek. Bij renovatie kun je soms volstaan met vervangen van alleen onderdelen van constructies of kun je kiezen voor herbruikbare materialen. Nu doen we dat al met beton en asfalt door deze in hetzelfde project opnieuw te gebruiken. Je moet dan wel goed bijhouden welke materialen er in een constructie zitten, en dit bijhouden in een vorm van ‘materialenpaspoort’. Voor nieuwe constructies zou je als uitgangspunt kunnen nemen dat deze over 80 jaar herbruikbaar zijn. Het circulaire viaduct is daar een mooi voorbeeld van.
Hoe belangrijk zijn koplopers?
‘Koploperprojecten heb je altijd nodig om innovaties verder te brengen en te laten zien dat deze echt wérken. Om vooruit te komen, moet je soms je nek uitsteken en lef tonen om nét dat stukje verder te gaan dan we gewend zijn. Anders blijft alles bij het oude. We zetten in op de voorhoede, maar ook in projecten die niet de status van koploperproject hebben worden mooie resultaten bereikt met duurzaamheid. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat je niet kunt volstaan met op 1 paard te wedden. Bovendien tellen ook kleine stapjes samen op tot een grote sprong voorwaarts. Daar moet je ook oog voor hebben.’
Hoe zie je voor Rijkswaterstaat de ruimtelijke kansen voor duurzaamheid?
‘De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en het klimaatakkoord zijn de uitgangspunten om duurzaamheid in de ruimtelijke omgeving waar te maken. Daarin zit een relatie naar voedsel en landbouw, verstedelijking, mobiliteit, energie, circulair en klimaat. NOVI verwijst vervolgens voor de ruimtelijke keuzes naar de omgevingsagenda’s. Voor Rijkswaterstaat is het dus van belang om samen met de gebiedspartners duurzaamheid in projecten mee te nemen. Dat begint al in het MIRT-overleg, waarin de ‘R’ van Ruimte niet voor niets prominent in de naam is opgenomen. De relatie met de omgeving wordt in dit overleg alleen maar belangrijker.’
Is de Verduurzaming MIRT de bijbel voor huidige projecten?
‘Om echt een duurzaam Rijkswaterstaat te worden moet duurzaamheid goed verankerd zijn in alle projecten. Dat begint bij de opdrachtverlening en werkt door in alles fases van het project. Ik ben heel blij met deze handreiking. Het beleid biedt de ruimte om duurzaamheid neer te zetten in het areaal. De handreiking maakt dit tastbaar en hanteerbaar en helpt projectmanagers om samen met bestuurders afspraken te maken over de waar te maken ambitie.’
Welke rol speelt de milieueffectrapportage in de duurzaamheidsambitie?
‘Een grote. Ik vermoed ook dat MER in een heel ander licht komt te staan, waarin meer de nadruk komt op kansen dan louter op effecten. Met de NOVI en omgevingsagenda’s zal duurzaamheid en kwaliteit van de leefomgeving voorop komen te staan. Nu is het zo dat in infrastructuurplannen schade en milieueffecten prominent in beeld worden gebracht. Ik verwacht een transitie waarbij vormgeving en ruimtelijke kwaliteit naar de voorkant van het planproces gaan. Daardoor kom je op een heel ander instrumentarium. Je hoeft niet alle instrumenten op een hoop te gooien. Het ene instrument focust dan meer op kansen en het andere gaat meer in op de risico’s en effecten.’
Een opwaardering van milieueffectrapportage?
‘Dat zou leuk zijn. In plaats van het compenseren van alle milieueffecten kun je dan ook denken aan het overcompenseren op andere aspecten. Versterking van duurzaamheid kan daarvan het doel zijn. Het zou goed zijn om te nadenken over een aanvullend instrumentarium om dit te versterken of te verbreden.’
Meer informatie: Moyra.van.Waning@rws.nl tel. 06-11 60 68 84