Het plan van aanpak ‘Op weg naar een vitale infrasector’ is in nauwe samenwerking en in overeenstemming met de markt tot stand gekomen. Hoe hebben marktpartijen het proces ervaren en zijn ze tevreden met het eindresultaat? We vroegen het aan Michel Wijbrands, programmamanager infra en industrie bij Techniek Nederland en aan Jan de Ruiter, voorzitter van de Raad van Bestuur van VolkerWessels.
Techniek Nederland, de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel, en Rijkswaterstaat werken al langer samen. Dat heeft een reden, zo vertelt Michel Wijbrands. ‘Techniek Nederland vindt dat we de maatschappelijke opgaven waar we voor staan alleen gezamenlijk succesvol kunnen aanpakken. Om elkaars standpunten te begrijpen en oplossingen zichtbaar te maken, is een open dialoog nodig. Die voeren we dan ook met Rijkswaterstaat. Dat is in het begin soms moeilijk, maar uiteindelijk levert het heel veel op.’
‘Bouwend Nederland is positief over de doelstellingen van het plan van aanpak “Op weg naar een vitale infrasector”. De sector werkt graag mee om de samenwerking tussen Rijkswaterstaat en opdrachtnemers structureel in de praktijk te verbeteren. Voor bouwers is het belangrijk dat zij de verbeteringen op korte termijn gaan ervaren. Het is in ons gemeenschappelijk belang dat de bouwproductie in de infrasector snel weer op peil wordt gebracht. Met uitdagende, financieel gezonde projecten en ruimte voor innovatie blijft het vakmanschap in de sector behouden. Laten we samen de schouders zetten onder de grote maatschappelijke opgaven en Nederland blijvend leefbaar en bereikbaar houden met voldoende aandacht voor veiligheid.’
Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven.
Opmerkingen en suggesties
Voor Techniek Nederland was het feit dat Rijkswaterstaat een plan van aanpak voor een vitale infrasector wilde maken een signaal dat de aanbevelingen uit het rapport van McKinsey serieus werden genomen. ‘Dat hebben we ook uitgesproken naar Rijkswaterstaat’, vertelt Wijbrands. ‘Daarnaast hebben we in de open consultatie die in het kader van het plan van aanpak werd opgezet breed gedragen opmerkingen en suggesties gedaan. Natuurlijk is het dan de vraag wat je hiervan uiteindelijk terugziet, vooral omdat veel partijen uit een breed veld aan de open consultatie meededen. Toch zijn vrijwel al onze suggesties in het plan opgenomen.’ Wijbrands denkt dat de dialoog die Techniek Nederland al met Rijkswaterstaat voerde hier zeker aan heeft bijgedragen. ‘Net zoals onze grondhouding om als branche met suggesties te komen en niet alleen van ons te laten horen als we het ergens niet mee eens zijn.’
Veel vertrouwen
Een voorbeeld van een suggestie die is overgenomen, is dat er in de eindversie van het plan van aanpak wordt gesproken over ‘bouw en andere bedrijven in de infrasector’. ‘In het concept ging het nog voornamelijk over bouwbedrijven’, geeft Wijbrands aan. ‘De focus op de civiele kant is logisch, omdat hier de volumes zitten qua aanneemsom. Maar ik denk dat bij Rijkswaterstaat het besef is gegroeid dat het succes van een project in grote mate afhangt van de techniek en dat hier kansen liggen om de maatschappelijke opgaven vorm te geven. Die erkenning is belangrijk.’ Wijbrands constateert dat de infraleden veel perspectief zien in de vernieuwingsplannen van Rijkswaterstaat.. ‘Dit eindresultaat geeft veel vertrouwen. Als Techniek Nederland gaan we samen met onze leden de schouders eronder zetten om de benodigde transitie mogelijk te maken.’
‘Als Vereniging van Waterbouwers waarderen wij zeer dat we de mogelijkheid hebben gekregen mee te denken over de uitwerking van de ambitie om te komen tot een toekomstbestendige en evenwichtige relatie met Rijkswaterstaat. Het geeft aan dat Rijkswaterstaat de opgaven uit het rapport dat met McKinsey is opgesteld serieus neemt en in gezamenlijkheid met de GWW-marktpartijen op wil pakken. Het is een evenwichtig plan, wat veel ambitie uitspreekt en daarmee een goede basis vormt voor de verdere concretisering en implementatie in de komende jaren.’
Andrea Vollebregt, directeur Vereniging van Waterbouwers
Goede weergave
Ook Jan de Ruiter, voorzitter van de Raad van Bestuur van VolkerWessels, is te spreken over het plan van aanpak. ‘Het is een goede weergave van wat we de afgelopen anderhalf jaar met Rijkswaterstaat hebben besproken. Als VolkerWessels hebben we in augustus 2018 bij Rijkswaterstaat aangekaart dat het anders moest in de infrasector. Daarbij ging het ons met name om andere contractvormen, snellere procedures en lagere tenderkosten. Het is mooi om dit in het plan van aanpak terug te zien.’
Meters maken
De Ruiter is aangenaam verrast door de snelheid waarmee het plan tot stand is gekomen. ‘Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat het proces wel enige tijd zou vergen, maar de afgelopen periode is elke vastgelegde mijlpaal gehaald. Dat geeft ook wel aan dat Rijkswaterstaat de urgentie inziet.’ Over de gesprekken met Rijkswaterstaat en de animo om de markt bij het plan van aanpak te betrekken, is De Ruiter dan ook tevreden. Tegelijkertijd constateert hij dat de vaart er nu in moet blijven. ‘We moeten meters gaan maken. En daarbij het aloude adagium “al doende leert men” hanteren.’
‘Dit plan vormt een mooie en goede start om te komen tot een gezonde en innovatieve bouwsector.’
Job Dura, voorzitter Raad van Bestuur Dura Vermeer
Gedeelde verantwoordelijkheid
Zelf verwacht De Ruiter veel van de 2-fasenaanpak, waarbij contracten in tweeën worden geknipt. ‘Je deelt samen de verantwoordelijkheid voor het ontwerp en stelt de prijs vast als je de uitvoering ingaat. Gedeelde verantwoordelijkheid is daarbij zeer belangrijk: loop je tijdens de uitvoering tegen onvoorziene problemen aan, dan wordt dit gezamenlijk gedragen. Alleen zo bouwen we samen aan vertrouwen en kom je samen verder.’ De Ruiter stelt dat hij veel geloof heeft in het plan. ‘Ik vind in al mijn vezels dat het anders moet. Bovendien is het voor veel bedrijven in deze onzekere tijden – met de stikstofproblematiek en de coronacrisis – erop of eronder. Daarom roep ik Rijkswaterstaat op om snel een aantal grote werken in de markt te zetten, zodat we samen concreet aan de slag kunnen.’