Als milieuchemicus Martijn van Houten zou moeten kiezen tussen experimenteren met moleculen of met maatschappelijke opgaven, is de kans groot dat hij het laatste de voorkeur geeft. Die instelling resulteerde onder andere in het Expertisecentrum PFAS en in BodemBreed Forum.
Martijn van Houten (1972) is aan de Hogeschool IJsselland (nu Saxion) opgeleid tot milieuchemicus. Zijn loopbaan begon bij advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos, hij werkte bij de gemeenten Hengelo en Deventer en keerde weer terug bij Witteveen+Bos om daar de bodemafdeling in een maatschappelijke context te zetten. Hij houdt van vernieuwing en is medeoprichter van het Expertisecentrum PFAS en van het BodemBreed Forum. 'Ik werk meer vanuit persoonlijke gedrevenheid dan voor geld of erkenning.'
'Ik ben opgegroeid op de Veluwe. Toen ik als kind een prijsvraag won, kreeg ik van boswachter Jonker een natuurboek en dat vond ik zo mooi dat ik ook boswachter wilde worden. Later, als puber in de jaren tachtig, maakte ik me zorgen over milieuproblemen als zure regen en Tsjernobyl. Met mijn affiniteit voor exacte vakken lag de keuze voor een studie milieuchemie toen voor de hand. Chemie boeide me niets eens zozeer, wat mij vooral dreef was dingen op een nieuwe manier bekijken en daar mensen over laten nadenken.'
Na zijn afstuderen kon Martijn van Houten meteen aan de slag bij advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos. Lekkerkerk had inmiddels bodemvervuiling aan de onderaardse duisternis ontrukt; locaties als de Volgermeerpolder bezorgden overheden hoofdpijn. 'Het hele werkveld stond een beetje in de kinderschoenen, en pionieren trok me aan.'
Kan niet, mag niet, wil niet
Toch stapte hij in 2000 over naar de overheid, nieuwsgierig naar de andere kant van de tafel, die van de opdrachtgever en de processen om de opgave heen, met burgers, bestuurders en projectontwikkelaars. In Hengelo en later Deventer kon hij ermee aan de slag. Boeiende ervaringen, zegt hij, maar er speelden ook dingen die hem na vier jaar weer van koers deden veranderen. 'Ik was misschien een atypische ambtenaar. Ik zocht maatjes met bravoure om mee te innoveren, maar stuitte regelmatig op "kan niet, mag niet, wil niet". Tenslotte werd een project waar ik lang aan had gewerkt uiteindelijk toch afgeblazen. Dat wilde ik niet nog een keer meemaken; ik ben teruggegaan naar Witteveen+Bos.'
Daar kreeg hij een mooie opdracht: zoeken naar verbreding van de bodemopgave in de richting van de ondergrond, met thema's als grondwaterberging, organische-stofgehalte en klimaat. 'De afgelopen 15 jaar hebben we dat vormgegeven, deels geënt op sanering van complexe verontreinigingen als de Volgermeerpolder, deels op duurzaam bodemgebruik in Nederland en Europa, deels buiten Europa. Superleuk, een mix tussen de bodemtechnische kant en maatschappelijke ambities. Vanuit begrip van het bodemsysteem kunnen wij richting geven aan wat een gemeente of waterschap wil. Je werkt zelf multidisciplinair, en aan de opdrachtkant zijn naast de bodemambtenaar mensen van archeologie, van water, van ruimtelijke ordening present.'
Onwelkome boodschap
In 2012 kreeg Van Houten belangstelling voor PFAS: de groep Per- en PolyFluorAlkyl Stoffen die al vijftig jaar worden gebruikt in onder andere blusschuim, antiaanbakpannen, bestrijdingsmiddelen en waterafstotend textiel, maar waarover in Nederland nauwelijks afspraken bestonden. Ze breken slecht af en een aantal bleek zo schadelijk voor mens en milieu dat de Stockholm Conventie van de VN (2009) ze benoemde tot verboden stoffen die uitgefaseerd moeten worden.
'Onze overheid straalde uit dat we klaar waren met saneren, maar ik dacht: dat kan toch niet? We hebben nog nooit naar die PFAS gekeken!'
Het bleek een onwelkome boodschap. De overheid zat niet te wachten op nieuwe bodemproblemen en wilde er niet aan. 'Maar het was niet nieuw, we moesten het gewoon nog oplossen! Men verweet ons dat we als commercieel bureau bezig waren onszelf werk te verschaffen. Onterecht; mijn drijfveer was dat ik het mijn kinderen niet zou kunnen uitleggen dat ik tientallen jaren ergens aan had gewerkt en de helft was vergeten.'
'Samen met bureau TTE hebben we toen het Expertisecentrum PFAS opgericht; later kwam Arcadis erbij. Het is een open platform waar we kennis ontwikkelen en delen. Iedereen kan die gratis gebruiken.'
Handreiking
Het duurde even voor het initiatief weerklank vond in de samenleving. 'We dronken ontelbare kopjes koffie in het land en stonden regelmatig op het punt te stoppen. Tot men in Dordrecht en omgeving ongerust werd over DuPont, later Chemours, die een PFAS-stof in de lucht uitstootte en loosde op de Merwede. Het bewustzijn groeide dat we al jarenlang stoffen gebruikten die weliswaar vergund zijn, maar wereldwijd als gevaarlijk uitgefaseerd worden.
Hoe dat kan? Wereldwijd hebben we 50 miljoen stoffen, de Europese waakhond ECHA heeft een lijst opgesteld met 150.000 stoffen waarover we ons zorgen moeten maken. De PFAS-groep telt meer dan 4500 stoffen, een aantal daarvan staat op die lijst. Regulering is een buitengewoon tijdrovend proces, het kost per stof 15 tot 25 jaar onderzoek. Dat reduceren tot 2,5 jaar moet lukken. Met snellere rekentechniek maar ook met samenwerking, zoals in het Expertisecentrum. Wij spelen op vier schaakborden. Ten eerste beogen we betere communicatie tussen wetenschap en praktijk. Twee: verankering in beleid. Aan het derde bord zitten probleemeigenaars als gemeenten, waterschappen en industrie. Aan het vierde de probleemoplossers, zoals aannemers en start-ups. Die vier borden verbinden we met elkaar.'
Na Dordrecht viel het kwartje. 'Het toenmalige ministerie van Infrastructuur en Milieu zag de noodzaak van een PFAS-aanpak, en in 2016 hadden we een aantal partijen
[1] PFAS-stoffen hebben minstens één koolstof-fluor verbinding, en nog een staartje met een specifieke eigenschap. Door met de molecuulsamenstelling te experimenteren, maken producenten steeds nieuwe PFAS-stoffen, waardoor ze het verbod op een bestaande PFAS-stof kunnen omzeilen.