Koen Steenbakkers is Projectmanager ROMO én Senior Adviseur Slimme, veilige, duurzame mobiliteit bij Rijkswaterstaat. Hij gaat dieper in op de ontwikkelingen rond Road Monitor (ROMO). Het Ministerie van I&W, Rijkswaterstaat en andere wegbeheerders in Nederland willen de komende 2 jaar – samen met marktpartijen – meer databronnen gaan gebruiken om wegbeheer, gladheidsbestrijding en verkeersveiligheid inzichtelijker te maken en daardoor te verbeteren.
Er zijn tegenwoordig allerlei mogelijkheden om binnen de wettelijke kaders van de AVG dergelijke data te verzamelen, denk hierbij aan sensoren in voertuigen, camera’s, drones en zelfs satellieten. De sensoren in auto’s worden nu gebruikt om voertuigen veilig en verantwoord door het verkeer heen te loodsen. “In de afgelopen periode hebben we met Road Monitor (ROMO) beproefd of de informatie uit deze sensoren genoeg toegevoegde waarde heeft voor wegbeheerders om deze data te gaan verzamelen, te anonimiseren en te verwerken voor de doelen waartoe ze worden verzameld.” Het afgelopen jaar zijn drie pilots uitgevoerd; één pilot gericht op gladheidsbestrijding, één gericht op wegonderhoud en één gericht op verkeersveiligheid. “Uit deze pilots bleek dat onze mensen die dagelijks ‘met hun voeten in de klei staan’ de toegevoegde waarde zagen van deze data voor hun dagelijkse werk. Die ervaring en opgedane kennis willen we nu graag gaan delen met alle wegbeheerders.”
Kansen voor de markt
Steenbakkers stelt dat sensordata een grote rol kunnen spelen bij het wegbeheer. “In de pilots bleek dat met voertuigsensordata inzicht verkregen kan worden in wegdekschade óf een gladde weg door vorst. Blijkt uit data dat er op een plaats vaak heel hard wordt geremd óf opgetrokken wordt, dan kan dat een signaal zijn voor een onveilige situatie óf weginrichting.” Het ophalen van voertuigdata is redelijk nieuw, de marktpartijen zijn hier ook nog zoekend in. ROMO voerde dit jaar een marktconsultatie uit om te achterhalen of er belangstelling is in de markt c.q. of de markt er brood in ziet om met voertuiginformatie ook services te gaan bieden aan wegbeheerders. “Gezien de vele reacties die we uit de markt hebben ontvangen, lijkt er zeker bereidheid bij de markt te zijn om dit op te pakken.”
Meer of minder onderhoud
“Met deze nieuwe informatiebron kunnen we dagelijks, in plaats van nu 1 óf 2 keer per jaar, beschikken over informatie, die ons inzicht geeft in de toestand op onze wegen. Dit geeft wegbeheerders de mogelijkheid adequater te reageren op ongewenste situaties en daarmee de verkeersveiligheid voor weggebruikers te verbeteren. Omdat je dagelijkse informatie krijgt, kun je zien hoe wegdekschades zich ontwikkelen. Dit biedt ons, meer dan we nu kunnen, de mogelijkheid om just-in-time onderhoud te plegen, én op een moment dat we de hinder voor de weggebruiker tot een minimum kunnen beperken. Voor ons is het belangrijk om te leren op welke manier we het onderhoud hierdoor goedkoper kunnen uitvoeren.”
Van elkaar leren
Binnen de wettelijke mogelijkheden van de privacyregelgeving gaan we kijken hoe we de data zó kunnen inzetten dat we de veiligheid op de weg verbeteren. “We willen de komende 2 jaar uitproberen welke informatie tegen welke kwaliteit én prijs geleverd kan worden door de markt én welke informatie de meeste meerwaarde biedt voor wegbeheerders. Met de nieuwe ROMO-informatiestroom verwachten we nauwkeuriger het wegbeheer, de gladheidsbestrijding en de verkeersveiligheid te kunnen monitoren.” Er loopt nu een aanbesteding om dit uit te vragen bij de markt. Steenbakkers merkt op heel benieuwd te zijn naar welke marktpartijen gaan inschrijven én of er marktpartijen als samenwerkend consortium gaan inschrijven. “Het zou mooi zijn als er vanuit verschillende databronnen én datafusie nog betere én gevalideerde informatie naar wegbeheerders komt. Publiek-private samenwerking in optima forma, waarin we maximaal van elkaar proberen te leren. Samen leren welke succesvolle businesscases hieruit kunnen voortkomen voor marktpartijen én welke valuecases voor wegbeheerders.” Hij zegt: “We hebben met elkaar nog een heleboel leervragen te beantwoorden en daarom dat we hier ook een tijdsperiode van 2 jaar voor uittrekken.”