Foto Samples uit het wad (Bron: Nioz, Sander Holthuizen)
Op onze Noordzeestranden vinden zandsuppleties plaats. Via wadgeulen verplaatst het zand zich naar de Waddenzee. Eelke Folmer, zelfstandig onderzoeker, bestudeerde de veranderingen in korrelgrootte op de droogvallende wadplaten en de potentiële effecten op het bodemleven. ‘Als er al veranderingen plaatsvinden, dan zijn de effecten op bodemdieren klein.’
Het NIOZ-meetnet SIBES, dat staat voor Synoptic Intertidal Benthic Survey of the Wadden Sea, bemonstert sinds 2008 jaarlijks alle droogvallende wadplaten in de Nederlandse Waddenzee. De ruim 6000 monsterpunten, 1 per 500 meter, leveren een schat aan data op over sediment en bodemdieren. Folmer analyseerde voor Natuurlijk Veilig de gegevens over een periode van 8 jaar. Wat bleek: de mediane korrelgrootte nam gedurende de periode toe. Dat dit door zandsuppleties komt, denkt hij echter niet: ‘Zandsuppleties vinden lokaal plaats bij Ameland en Vlieland, terwijl we overal – van Texel tot en met de Dollard – deze verandering in korrelgrootte zagen.’ Naar de exacte oorzaak is het nog gissen. Als mogelijke oorzaken noemt hij de aanleg van de Afsluitdijk, stormen en zeespiegelstijging.
Vooral generalisten
Folmer onderzocht de relatie tussen korrelgrootte en het bodemleven. Nu lijkt het erop dat zandsuppleties geen rol spelen in de grotere zandkorrels. Maar dit kan in de toekomst veranderen. Daarom bepaalde Folmer van tientallen soorten bodemdieren binnen welke korrelgrootte ze leven. Veelvoorkomende diersoorten op het wad – zoals de kokkel, wadpier of het nonnetje – blijken weinig kieskeurig: ‘De meeste bodemdieren zijn vooral generalisten. Die zijn behoorlijk tolerant. Subtiele veranderingen in korrelgrootte storen hen niet, uitzonderingen daargelaten.’ Er leven ook kritische soorten op de wadplaten. Folmer noemt bijvoorbeeld het wadslakje: ‘Het wadslakje heeft een uitgesproken voorkeur voor een hoog slibgehalte.’
Zorgen over lange termijn
Het monitoren van korrelgrootte en het bodemleven blijft cruciaal, stelt Folmer: ‘We moeten een vinger aan de pols houden. Op de langere termijn kan een vergroving wel een probleem zijn voor het bodemleven.’ Bas Bijl van de Waddenvereniging, een van de convenantpartners van Natuurlijk Veilig, vindt dat ook. De negatieve effecten op de korte termijn stellen hem gerust, maar op de lange termijn kunnen ze wel degelijk optreden. Bijl: ‘Het bodemleven kan dan toch gaan verarmen. Met als gevolg dat alleen de sterkste bodemdieren overblijven. Terwijl juist de rijke variatie aan bodemdieren de Waddenzee zo waardevol maakt’, zegt Bijl.
Rijke variatie de kracht
Suppleren vraagt om een goede monitoring. Bijl: ‘Zeker als Rijkswaterstaat vanwege klimaatverandering meer zand moet gaan suppleren om de kust veilig te houden. Nu komt nog niet zoveel suppletiezand de Waddenzee in, vergeleken met de totale zandverplaatsing. In de toekomst zal dat veranderen.’ Een groter zandvolume maakt het volgens Bijl extra belangrijk om de korrelgrootte op de win- en de suppletielocatie met elkaar te matchen. ‘Zorg dat het suppletieprogramma flexibel blijft, in het kader van klimaatverandering op de lange termijn. Dan kan het programma op basis van onderzoeken worden aangepast.’
Kustnatuur meer prioriteit
Bijl zou graag zien dat de kustnatuur meer prioriteit krijgt bij zandsuppleties: ‘Nu weegt Rijkswaterstaat bij de planning en uitvoering van zandsuppleties meerdere factoren mee, zoals vaarafstand, korrelgrootte en kosten. In de afweging tussen economie en ecologie mag van de Waddenvereniging de kustnatuur op één komen te staan.’ Over het programma Natuurlijk Veilig is hij zeer te spreken: ‘Ontzettend goed dat Rijkswaterstaat de effecten op kustnatuur samen met natuurorganisaties blijvend wil onderzoeken.’