Wanneer is verbreding beter?
Geluid, lucht, water en natuur zijn voor bevoegd gezagen traditioneel belangrijke m.e.r. thema’s. Maar ook niet-wettelijke thema’s, zoals gezondheid en duurzaamheid worden steeds vaker meegenomen in afwegingen en beslissingen. Hoe zorg je voor een goede effectvergelijking? En is verbreding altijd beter?
Peter van de Laak deed voor Rijkswaterstaat een verkenning naar een breder spectrum aan thema’s zoals gezondheid, duurzaamheid en sociale effecten. Wat levert een onderzoek naar de effecten op? En helpt dit om een afweging te maken? De uitkomsten geven ook inzicht in het al dan niet zinvol zijn van verdergaande verbreding richting Omgevingseffectrapportage (OER).
MER | brede MER | OER |
---|---|---|
Thema’s en aspecten die verplicht zijn op grond van de Europese m.e.r.-richtlijn: bodem, archeologie, grond- en oppervlaktewater, luchtkwaliteit, geur, geluid, trillingen, externe veiligheidsrisico’s, landgebruik, biodiversiteit, landschap, cultureel erfgoed, gezondheid, klimaat en materiële goederen |
Aanvulling op de thema’s van de Europese m.e.r.-richtlijn, zoals:
|
Een mix van thema’s die voortkomen uit de definitie van duurzame ontwikkeling (people, planet, profit), waarin ook sociale en economische thema’s zijn meegenomen, zoals:
|
Voor dit onderzoek zijn 4 MIRT-Verkenningen geanalyseerd. Deze zijn vergeleken met verbreding van plan-MER bij andere m.e.r.-plichtige planstudies (NOVI, Nationaal Waterprogramma). Ditzelfde is gedaan voor omgevingsvisies en -plannen (Haven-Stad Amsterdam, Merwedekanaalzone Utrecht).
Ruimte om te verbreden
Het verbreden van af te wegen thema’s is een trend in planvorming, met als doel om een breder afgewogen beslissing te nemen. Dit begint volgens Peter al met de startbeslissing, waarin de scope en het budget voldoende ruimte moeten bieden. “De relevante thema’s benoem je vervolgens al vroeg in de procedure. De plan-MER is feitelijk al een brede m.e.r. en leent zich daar als procedure goed voor. De OER is dan nog een stap verder.”
Detailniveau als potentieel struikelblok
Een opvallende uitkomst in zijn verkenning is dat het detailniveau zich wel moet lenen voor vergelijking. “Vaak blijkt dat de informatie voor het beschrijven van de effecten niet het gewenste detailniveau heeft. De informatie is er niet, óf het is te globaal. Vervolgens kost het verzamelen van de benodigde informatie te veel tijd,” stelt Peter. Uit de bestudeerde cases komt naar voren dat bij het verbreden in zowel MIRT, NOVI als het Nationaal Water Programma (NWP) het detailniveau een mogelijk probleem is.
Sturingsmogelijkheden
Iets soortgelijks blijkt ook in de NOVI, waar de effectenvergelijking van hittestress op lokaal niveau niet zinvol is, aangezien er op nationaal niveau geen sturingsmogelijkheden zijn. Peter: “Het is terecht dat de Commissie m.e.r. in een eigen advies de wens aangeeft om sturingsmogelijkheden nader te duiden.”
Variatie tussen alternatieven als randvoorwaarde voor verbreding
Een ander struikelblok kan volgens hem zijn dat er onderling te weinig variatie zit in alternatieven. In dat geval levert een effectvergelijking weinig op. In een MIRT-Verkenning worden oplossingsrichtingen namelijk stapsgewijs getrechterd naar kansrijke alternatieven. Het probleemoplossend vermogen en de betaalbaarheid van oplossingen worden dan getoetst aan de scope en het budget. “Voldoet dat niet, dan vallen oplossingen af, omdat er na de Startbeslissing doorgaans geen financiële ruimte meer is voor scopeverbreding. Door dit trechterproces zijn alternatieven in MIRT-Verkenningen vaak smal en laten ze weinig variatie zien. En juist variatie blijkt een randvoorwaarde voor verbreding.”
SMART formuleren
De m.e.r. voor Haven-Stad Amsterdam laat ook zien dat een m.e.r. goed afgestemd moet zijn op het te nemen besluit. “Als het strategisch niveau vaag is, óf als doelen niet SMART geformuleerd zijn, dan kun je ook niet veel zeggen over de effecten,” legt Peter uit. Zo zijn er in deze m.e.r. algemene spelregels geformuleerd voor het thema duurzame inrichting. “Genoemd is ‘aansluiten op aardgas’ en ’keuze tussen warmtenet en een all electric systeem'. Om daarvan de effecten te kunnen vergelijken moet dat nog concreter benoemd worden.”
Complexere afweging
Peter is op basis van het onderzoek sceptisch over verdere verbreding. “Naarmate je meer thema’s moet afwegen, maak je het voor bestuur en politiek complexer om het geheel af te wegen. Het is dan maar de vraag wat de extra informatie bijdraagt. Help je de omgeving met die extra informatie? Of draagt het daadwerkelijk bij aan een betere afweging van het besluit? Die vraag moet je jezelf elke keer stellen.”
Participatieproces
Aan de andere kant ziet Peter dat verbreding voor het participatieproces wel relevant kan zijn. “Milieueffecten in kaart brengen is heel wat anders dan thema’s aan inwoners voorleggen met de vraag wat zij belangrijk vinden. Dit leent zich namelijk wel voor een omgevingsvisie. Een m.e.r. brengt milieueffecten in kaart, evenals de mogelijkheden en onmogelijkheden om doelen te verwezenlijken.”
Meer informatie: Peter@stedeling.nl 06-41 98 93 98