De klimaatambities van Rijkswaterstaat staan hoog op de agenda. In 2030 wil de organisatie volledig klimaatneutraal werken. Directeur-generaal Mobiliteit Kees van der Burg ziet in de ambities vooral een schaarste vraagstuk. ‘We hebben te maken met een structureel tekort aan geld, fysieke ruimte én ruimte in de leefomgeving. En dat allemaal tegelijkertijd.’ In dit interview gaat hij in op de oplossingen.  

Kees van der Burg
Directeur-generaal Mobiliteit Kees van der Burg

Wat betekent schaarste voor onze klimaatambitie?

‘Onze netwerken hebben momenteel te kampen met een historisch unieke combinatie van blijvend groeiende mobiliteit, krappe budgetten en veel urgent te bedienen functies in de openbare ruimte. Daarnaast gaat de leefomgeving gebukt onder ontwikkelingen zoals stikstof, fijnstof, trillingen enzovoort. Tegelijkertijd stelt de burger steeds meer eisen aan de overheid. Ik zie de oplossingen niet zozeer in het één of het ander, maar in het vinden van een optimum. Oftewel maatwerk. Belangrijk is dat je je kunt verplaatsen in de belangen van de ander en samen op zoek gaat naar creatieve oplossingen.’

"Vroegtijdig alternatieven aanbieden, die anticiperen op meerdere invalshoeken."


Hoe gaan we dat doen?

‘Ik hoop dat Rijkswaterstaat – nog meer dan nu – met meerdere alternatieven komt voor het oplossen van mobiliteits-, of beter gezegd, bereikbaarheidsvraagstukken. Daarvoor heeft Rijkswaterstaat de kennis en kunde in huis én de verbindingen in de samenleving. In die rol kan Rijkswaterstaat vroegtijdig alternatieven aanbieden, die anticiperen op meerdere invalshoeken. Bijvoorbeeld als het gaat om stedelijke bereikbaarheidsvraagstukken: hoe kan een stad tegelijkertijd groeien en ook veilig, bereikbaar en leefbaar blijven? Dat vraagt zowel om een meedenkende als om een tégendenkende houding. Het voorkomt het wensdenken. Het ministerie en Rijkswaterstaat zitten daarin ondertussen op dezelfde lijn binnen de strategie naar klimaatneutraal en circulair werken in 2030. Ook de Green Deal Europa helpt ons daarbij.’

Welk hoogst haalbare doel streeft u na?

‘Mijn droom is dat schoon werken vanzelfsprekend is. Nu hangt dat nog af van separaat extra geld vanuit de Rijksstrategie “Naar Klimaatneutrale en Circulaire Rijksinfraprojecten”, kortweg KCI. Uiteindelijk moet schoon werken gewoon onderdeel worden van onze kwaliteit en prijs. Een ander punt is dat Rijkswaterstaat en ProRail wel hele grote spelers zijn, maar zeker niet de enige spelers. Neem je alle andere overheden samen, dan hebben deze een nog veel grotere impact dan wij. Om eilandjes te voorkomen spannen wij ons in voor afspraken en gezamenlijke uitgangspunten met de koepelorganisaties van gemeenten, waterschappen en provincies. Bovendien richten wij ons nu alvast rechtstreeks tot grote gemeenten. Koplopers onder de overheden zijn de provincie Noord-Brabant en de gemeente Den Bosch.’ 

De strategie voor schoon werken kost veel geld. Hoe betalen we dat?

‘De bewindspersonen hebben de ambitie van de uitvoeringsorganisaties Rijkswaterstaat en ProRail omarmd. Ondanks krappe budgetten is er in de rijksbegroting 2021 50 miljoen euro voor gereserveerd. Dit combineren we met de forse bedragen die tot 2030 beschikbaar komen vanuit de stikstofaanpak Bouw. Bovendien komt er geld vrij voor kennisontwikkeling en innovatie, waardoor we ons gaandeweg kunnen verbeteren. Al met al kunnen we echt meters maken.’

Welke rol ziet u voor de markt?

‘De markt heeft een eigen verantwoordelijkheid, maar vraagt van ons als uitvoerende overheid ook dat wij voorspelbaar zijn. Bedrijven willen heel graag investeren in klimaatneutraal werken om zo hun marktpositie zeker te kunnen stellen. Als grote opdrachtgever vragen wij aan hen om te anticiperen op onze ambities. Het is een spel tussen vraag en aanbod, waarbij wij onze richting op tijd aan moeten geven.’

Als het gaat om de duurzaamheidsladder, dan staat ‘niet-bouwen’ op de hoogste tree. Hoe ziet u zo’n keuze in relatie tot de mobiliteitsopgave?

‘Ook niet-bouwen heeft zijn prijs. Je kunt het vergelijken met de speltheorie ‘zero-sum-game’, waarbij de ene speler evenveel wint als de andere verliest. Beperk je je netwerken tot de huidige capaciteit dan doet dat iets met de prestaties van het mobiliteitssysteem of met veiligheid. En daarmee ook weer met onze welvaart, die ervoor zorgt dat onderwijs, sociale zekerheid of zorg betaald kunnen worden. Zo kan een kleindochter misschien niet met de bus naar oma of een verpleegkundige kan niet op het werk komen als we niet investeren in onze mobiliteit. Het is onze taak om te laten zien wat de effecten van niet-bouwen zijn, ook als dat het meest duurzaam is.’

Naast klimaatneutraal is ook de klimaatgevoeligheid van onze netwerken aan de orde. Hoe werkt dit door in beslissingen?

‘Voor de korte termijn betrekken we klimaatneutraal en circulair bouwen al bij beslissingen. In de Integrale Mobiliteitsanalyse 2021 is ook klimaatgevoeligheid betrokken. Klimaatadaptatie is steeds vaker een groot thema bij aanleg, vervanging- en renovatieprojecten en beheer & onderhoud. Gelukkig zie ik deze onderwerpen steeds meer in alle aanlegstudies als discussiepunt bij beslissingen terugkomen. Het is verstandig om die discussie naast mobiliteit ook te voeren over locaties voor bijvoorbeeld landbouw, woningbouw en natuur. Jan Rotmans vroeg zich bijvoorbeeld af: “Is het wel zo verstandig om een nieuwe stad te bouwen op 1 van de laagste punten van Nederland?” Vanuit onze organisatie brengen wij continue in dat water en bodem richtinggevende principes moeten zijn bij de inrichting van de ruimte. Voor de lange termijn zijn dat ankerpunten.’

Nieuwe ontwikkelingen gaan vaak gepaard met tegenwind uit de omgeving. Merkt u dat die weerstand venijniger wordt?

‘Ja, de omgeving stelt steeds hogere eisen. Het vechten tegen beslissingen hangt samen met de schaarste, waar ik het al over had. Je hebt ruimte, geld en leefbaarheid nodig om nieuwe functies te bouwen. Denk bijvoorbeeld aan de uitbreiding van de A27 bij Amelisweerd. Ja: er wordt gekapt. Maar er komt ook een 10-voud aan bos terug. Als initiatiefnemer moet je je feiten scherp hebben en je moet voldoende middelen hebben om ontwikkelingen te optimaliseren. Uiteindelijk staan wij als maatschappij voor één totaalopgave, waarvoor we een geïntegreerde oplossing moeten aanbieden.’

Meer informatie:
Kees van der Burg
postbusdgmo@minienw.nl