De geschiedenis van Rijkswaterstaat is nauw verbonden met het Pannerdensch Kanaal. Het beheer van deze ‘kraan van Nederland’ was namelijk de reden van de oprichting in 1798. Nu werkt Rijkswaterstaat aan een krib- en oeververlaging voor hoogwaterveiligheid en een gelijktijdige verbetering van de waterverdeling. Projectmanager Huub Hector van Rijkswaterstaat Oost-Nederland legt uit wat deze maatregel betekent voor het rivierenbeheer.
Tussen de Pannerdensche Kop en de tunnel van de Betuweroute verlaagt Rijkswaterstaat 35 kribben en 5 oevers. Met deze maatregel daalt de waterstand in de Boven-Rijn bij zeer hoog water met 5 cm, terwijl de vaargeul bij laagwater wel bevaarbaar blijft. Het is 1 van de laatste schakels uit het programma Ruimte voor de Rivier.
Dwarsliggers
De kribben, oftewel stenen ‘dwarsliggers’, geleiden de afvoer van water, ijs, grind en zand. Bovendien beschermen ze de oever. Een nadeel van kribben is dat ze bij hoogwater de afvoer remmen. Door de verlaging van de kribben kan het water makkelijker doorstromen, zonder dat de bevaarbaarheid in droge periodes in het geding komt. De rivier krijgt daarmee meer ruimte. Een typische methode vanuit Ruimte voor de Rivier, zegt projectmanager Huub Hector. ‘Door de klimaatverandering bereiden we er ons steeds meer op voor dat we zowel water vasthouden als buffer voor de droogte en tegelijkertijd zorgen dat hoogwaterpieken versneld het gebied uit kunnen.’
2 splitsingspunten
Naast hoogwaterveiligheid speelt een betere waterverdeling een grote rol in dit project. Het Pannerdensch Kanaal heeft namelijk een cruciale functie in de waterverdeling voor Nederland. De afspraken hierover gaan terug tot eind 18e eeuw. Om de waterverdeling beter te kunnen regelen zijn in het kader van Ruimte voor de Rivier op 2 plaatsen in het gebied regelwerken gebouwd. Bij hoogwater verdeelt het regelwerk het water over de beide riviertakken. 1 van de regelwerken staat bij de Pannerdensche Kop en 1 bij de Hondsbroeksche Pleij, waar de IJssel en Nederrijn zich splitsen. De Pannerdensche Kop is het punt waar de Boven-Rijn zich splitst in de Waal en het Pannerdensch Kanaal. Dit splitsingspunt is bij aanleg zo ingericht dat 1/3 van het Rijnwater via het Pannerdensch Kanaal gaat en 2/3 via de veel bredere Waal. ‘Vanwege het dynamische karakter van de rivier verandert deze verhouding continu en is deze momenteel te veel afwijkend van de gewenste afvoerverdeling van 1/3 en 2/3’, legt Huub uit. ‘Dat betekent dat het Pannerdensch Kanaal meer water moet krijgen en er minder water naar de Waal gaat. Door het ontwerp van de Pannerdensche Kop wordt dat weer hersteld.’
Waterverdeling
Het aanpassen van het splitsingspunt is een zorgvuldig proces, waarbij de waterverdeling wordt geoptimaliseerd op basis van statistische gegevens en metingen, en rekening houdend met de verschillende belangen in het gebied. Rijkswaterstaat Oost-Nederland is hiervoor verantwoordelijk en wordt bijgestaan door de dienst Water Verkeer en Leefomgeving (WVL). Huub: ‘De regelwerken instellen gebeurt jaarlijks. Bij een aankomende hoogwaterpiek is tussentijds ingrijpen niet mogelijk.’ Zijn verwachting is dat het regelwerk Pannerden ná het realiseren van de maatregel anders zal worden ingesteld als gevolg van de effecten van de krib- en oeververlaging. ‘Daar gebruiken we rekenmodellen voor.’
Benedenstroomse belangen
Bij het werken aan de rivier heb je te maken met diverse belangen. Het projectteam heeft vooraf de belangen in het gebied rondom het Pannerdensch Kanaal verkend en het voorkeursalternatief met de omgeving besproken. ‘De belangen respecteren we zoveel mogelijk. Het ontwerp is daarom opgesteld in nauw overleg met de belanghebbenden. Schade willen we natuurlijk beperken, maar de functie die de uiterwaarden hebben als inundatiegebied geven altijd enig nadeel voor bijvoorbeeld de landbouw. In een weiland dat onder water staat, kunnen nou eenmaal tijdelijk geen koeien weiden. In de Waterwet zijn deze belangen geregeld. Wij stellen hiervoor een afzonderlijk projectplan op, waarin de effecten van de maatregelen op bijvoorbeeld landbouw en natuurgebieden worden beschreven. Als er nadelige effecten zijn, moet daarin worden aangegeven hoe je deze effecten ongedaan maakt of hoe je ze beperkt.’
Tegenstrijdige werking
Afhankelijk vanuit welke stakeholder je het bekijkt, hebben sommige effecten van de maatregelen een tegenstrijdige werking, merkt Huub. ‘Soms is dat echt lastig. Bijvoorbeeld: naarmate je de kribben meer verlaagt, heb je ook meer waterstandsdaling, maar zal ook meer aanzanding optreden. Goed voor de waterveiligheid dus, maar voor de scheepvaart levert dat problemen op.’
Door de kribverlaging kan de doorstroming veranderen, met lokale opstuwing als gevolg. Dat levert volgens hem mogelijk weer een probleem voor de dijkbeheerder op. ‘Met rekenmodellen maken we deze effecten inzichtelijk. Het is materie waarin we heel veel omstandigheden en belangen moeten meewegen. Dat vraagt om een specifiek ontwerp voor de kribben en oevers, dat voor de toekomst de meeste zekerheid biedt.’
Meer informatie:
Huub Hector
06 51 32 97 97