Met het grote onderhoud aan bruggen, sluizen, wegen en waterwerken, zorgt Rijkswaterstaat ervoor dat vaarweggebruikers ook in de toekomst vlot en veilig op hun bestemming aankomen. In deze rubriek werpen we een blik op die toekomst en vertellen we meer over de baggerwerkzaamheden bij de Oosterscheldekering. Daar brengen we 6 havens weer op diepte.
Nu: ondiepe vaargeulen en havens
Het gaat om de Noordland Binnenhaven, de Noordland Buitenhaven, de Jacobahaven, de Vluchthaven Neeltje Jans, de toegangsgeul Betonhaven en de Roggenplaathaven. ‘Door de werking van eb en vloed heeft zich in deze havens een steeds dikker wordende laag slib verzameld. Elk jaar wordt die laag gemiddeld zo’n 20 cm dikker en de bodem dus 20 cm hoger’, vertelt adviseur omgeving bij Rijkswaterstaat, Anne van Nijf.
Het is nu bijna 20 jaar geleden dat de laatste baggerwerkzaamheden in de havens rondom de Oosterscheldekering hebben plaatsgevonden. ‘Gebruikers - zoals mosselkwekers, vissers en de pleziervaart - krijgen steeds vaker te maken met onvoldoende vaardiepte in de havens zelf en de geulen naar de havens toe. Sommige havens zijn alleen met hoogwater toegankelijk voor een beperkt aantal type schepen.’
Straks: betere beschikbaarheid
We gaan de havens daarom weer op diepte brengen, zodat ze hun functie ook in de toekomst kunnen behouden. ‘Dat betekent dat 5 van de 6 havens op een niveau moeten komen van tussen de 7,0 m en 8,0 m beneden Normaal Amsterdams Peil (NAP). Voor de toegangsgeul naar de Betonhaven, geldt een minimale diepte van 4,0 m beneden NAP’, aldus de adviseur omgeving.
De huidige beperkingen kunnen dan worden opgeheven en de havens zijn dan ook bij een laag getijde bereikbaar. Zo kunnen de opdrachtnemers die onderhoud uitvoeren aan en in de omgeving van de Oosterscheldekering weer zonder beperkingen bij de noodzakelijke laad- en losvoorzieningen komen. En kunnen schepen en jachten weer gebruikmaken van de tijdelijke aanmeervoorzieningen.